[Gr. eu, goed, thanatos, dood], v., toepassing van middelen om de doodsstrijd te verlichten; (ook) een einde maken aan het leven van een ongeneeslijke zieke.
Euthanasie, in het algemeen te omschrijven als de bevordering van een goede dood, kan men in diverse betekenissen opvatten: het geven van stervensverlichting zonder of met mogelijke levensverkorting, het veroorzaken van de dood al of niet op verzoek van de patiënt, en het vernietigen van ‘waardeloos’ geacht leven (b.v. ten aanzien van mismaakt geboren kinderen bij de antieke Spartanen).
Het vraagstuk der euthanasie, acuut geworden door de snelle ontwikkeling van de medische wetenschap en techniek, hangt in zoverre samen met dat der zelfmoord, dat hierbij de ethische vraag aan de orde komt in hoeverre men gerechtigd is over leven en sterven te beslissen. Ten aanzien van de vraag of zelfmoord al dan niet door de overheid strafbaar gesteld moet worden, kan men twee standpunten onderscheiden, die ook meespelen ten aanzien van het probleem der euthanasie. De ene stelt de absolute waarde van het leven centraal, als zodanig door de overheid beschermd, en waarover het individu niet vrij mag beschikken. In het andere standpunt valt alle nadruk op de vrije beschikkingsmacht van het individu: naast het recht op leven bezit men een recht op sterven.
De Ned. wetgever wijst beide uitersten af: zelfmoord en de poging daartoe zijn niet strafbaar, hulp bij zelfmoord wel (art. 294 WStr: straf maximaal drie jaar). Enerzijds erkent zij daarmee de vrije beschikkingsbevoegdheid van het individu over zijn leven, anderzijds benadrukt zij de eerbied die men aan het menselijk leven in het algemeen verschuldigd is door hulp bij zelfmoord strafbaar te stellen. In België daarentegen is zelfmoord noch hulp daarbij strafbaar gesteld. In beide landen geldt echter de algemene regel, dat inbreuken door een ander op het leven of de lichamelijke integriteit niet gerechtvaardigd kunnen worden door de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene. De vrije beschikkingsmacht van het individu wijkt wanneer anderen de dodelijke handeling verrichten voor het respect dat men aan het leven als zodanig verschuldigd is. Leven en lichamelijke integriteit zijn individuele rechtsbelangen, die de strafwetgeving hoopt te beschermen.
Aantasting ervan, ook al geschiedt deze op verzoek van de betrokkene, blijft een strafbaar feit (art. 293 Ned. Wstr, maximum straf 12 jaar). Wanneer niet gebleken is van het verlangen van de betrokkene, zijn onder omstandigheden de artt. 287 en 289 Ned. WStr, die resp. doodslag en moord strafbaar stellen, van toepassing. In België is ‘doodslag uit medelijden’ niet afzonderlijk geregeld en gelden de artt. 393 WStr vlg., waarin de verschillende soorten van doodslag genoemd worden.
LITT. J.H. van den Berg, Medische macht en medische ethiek (1969); A.B. Downing enz., Euthanasie en het recht om te sterven (1970); H.A.H. van Till-d’Aulnis de Bourouill, Med.-jur. aspecten van het einde van het menselijk leven (1970).