Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

erom

betekenis & definitie

voornaamwoordelijk bw.,

1. om het genoemde of bedoelde (zich bevindend, bewegend enz.): een tuin met een schutting —; de spil met het wiel dat — draait;
2. wat geef ik —?, wat is het me waard, of: wat kan het me schelen?;
3. ter aanduiding van een object van denken of voelen: denk je —?, vergeet je het niet?; denk -!, als waarschuwing en bedreiging, pas op\;ik lach -, ik trek mij er niets van aan;
4. ter aanduiding van een beweegreden: als hij komt, nl. om het te halen; (pregn.) hij doet het —, hij doet het expres;
5. ter aanduiding van een doel of iets dat men wenst te verkrijgen: als hij vraagt.

< >