v. (-heden), servituut, een zakelijk recht, houdende een last waarmee een (dienstbaar of lijdend) erf bezwaard is, tot gebruik erewacht van de Gele Rijders in galaen ten nutte van een aan een andere eigenaar toehorend (heersend) erf.
(e) Erfdienstbaarheid komt ten bate en laste van iedere gebruiker van die erven. Erfdienstbaarheid is er b.v. als een eigenaar moet gedogen dat een ander over zijn land gaat: recht van overpad. Verder
o.a. erfdienstbaarheid van uitzicht of licht (recht om op een bepaalde plaats vensters te hebben), van niet of niet boven zekere hoogte bouwen, van vaart op eens anders water en van waterleiding.
De erfdienstbaarheden worden onderscheiden in:
1. voortdurende en niet-voortdurende;
2. zichtbare en onzichtbare.
Zij zijn voortdurend, als haar gebruik voortduurt of kan voortduren, zonder dat daartoe menselijk handelen nodig is (b.v. recht van waterloop of uitzicht, gootrecht enz.); niet-voortdurend, indien telkens tot haar uitoefening menselijk handelen nodig is, zoals bij het recht van overgang, van water te halen, beesten te weiden enz. Zij zijn zichtbaar, indien van haar door uitwendige werken als een deur, een venster, een waterleiding en soortgelijke blijkt; onzichtbaar, indien zij geen uitwendig teken van haar bestaan hebben, b.v. het verbod om op een erf te bouwen of hoger te bouwen dan tot een bepaalde hoogte, het recht om beesten te weiden en andere, waartoe ’s mensen toedoen nodig is. Erfdienstbaarheid wordt gevestigd òf door een titel òf door verjaring. De voortdurende en tegelijkertijd onzichtbare en ook de niet-voortdurende, hetzij zij zichtbaar of onzichtbaar zijn, kunnen slechts bij een titel worden gevestigd. Het genot, zelfs sedert onheuglijke jaren, is niet voldoende om ze te verkrijgen. Erfdienstbaarheid gaat te niet, wanneer de zaken zich in zodanige toestand bevinden, dat men van de erfdienstbaarheid geen gebruik meer kan maken.
Is echter de erfdienstbaarheid op deze wijze tenietgegaan, zo herleeft zij, indien de zaken in zodanige staat hersteld zijn, dat men van de erfdienstbaarheid gebruik kan maken, tenzij verjaring heeft plaatsgehad (d.i. wanneer daarvan in 30 achtereenvolgende jaren geen gebruik is gemaakt). Bij splitsing van het heersende erf blijft de erfdienstbaarheid zonder verzwaring gehandhaafd. Bij splitsing van het dienstbaar erf blijft ieder gedeelte, voor zoveel nodig, belast. De erfdienstbaarheid wordt in het Ned. en het Belg. BW geregeld in resp. de artt. 721-57 en 637-710.