Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

equites

betekenis & definitie

[Lat.], m. (mv.), (hist.) ruiterij, in de koningstijd de kern van het Romeinse leger.

(e) De equites ontvingen van staatswege een som gelds voor aanschaf en onderhoud van hun paard (equus publicus). Ze waren politiek bevoorrecht, nadat koning Servius Tullius hen in 18 afzonderlijke centuriën georganiseerd had, die samen met de hoogste censusklasse, de meerderheid hadden in de comitia centuriata. Later behoorden tot de equites ook vrijwillige ruiters, gegoede burgers, die geen vergoeding voor hun paard kregen. Toen in de Tweede Punische Oorlog de equites niet meer bleken te voldoen, gingen de Romeinen buitenlandse (o.a. Numidische) ruiters gebruiken; tegelijkertijd ontstond de ordo equester, een stand van burgers, die zich door groothandel en het pachten van belastingen een inkomen verwierven, dat hen kwalificeerde als equites; aan senatoren waren deze bezigheden namelijk door de lex Claudia (220 v.C.) ontzegd. Gaius Gracchus schiep ten behoeve van zijn sociale politiek bewust (123 v.C.) een tegenstelling tussen senatoren en equites, door de (jury-) rechtspraak aan de eersten te ontnemen en aan de equites te geven.

Als reactie hierop gaf Sulla de senatoren hun rechten weer terug en vervolgde de equites. In de late republiek wonnen zij weer aan invloed en in de keizertijd vormden zij een tegenwicht tegen de senaat; alleen equites konden de functie van prefect, keizerlijk stadhouder of commandant van de lijfwacht bekleden. De onderscheidingstekenen van de equites waren een toga met smalle purperen rand en de gouden ring; in het theater hadden zij ereplaatsen.

LITT. A.Stein, Der römische Ritterstand (1927); A.Alföldy, Der frührömische Reiteradel (1952); C. Nicolet, L’ordre équestre à l’époque républicaine (1966).

< >