[→Fr.], v. (-s),
1. eigen rijtuig met al wat ertoe behoort (paarden, bedienden enz.);
2. reistoerusting, meestal scherts, en oneig.;
3. uitrusting van een officier (in tijd van oorlog);
4. de gehele bemanning van een oorlogsschip of walinrichting, met uitzondering van de officieren (e).
(e) De oudste en hoogste onderofficier van de bemanning draagt de naam van chef d’équipage. Hij is belast met het toezicht op het lagere personeel en tevens met de praktische leiding van de dagelijkse dienst en het onderhoud.