[➝Gr. epeiros, vasteland, genesis, wording], v., opheffing of daling van grote gedeelten van de aardkorst door endogene krachten, waarbij het gesteente niet of nauwelijks wordt vervormd.
(e) De bij epirogenese betrokken uitgestrekte delen worden kratonen (of kratogenen) genoemd in tegenstelling tot de lange betrekkelijk smalle zones van de orogenen (➝orogenese), de plooiingsgebergten. De plooiingsfase van het orogeen wordt voorafgegaan door het geosynclinale stadium en gevolgd door de opheffing tot een gebergte (beide epirogene bewegingen). Buiten de orogene zones liggen de epirogene kratonen, dikwijls dalingsgebieden, die zwak geplooid kunnen zijn (b.v. Noordzee — Noord-Europa—Rusland). Een bijzondere vorm van kratonen zijn de oude schilden, precambrische kristallijne gesteenten die sinds het Precambrium nauwelijks zijn bewogen.