[➝Gr. epilogos, overweging], m. (-logen), na-, slotrede (oorspronkelijk m.n. van een treurspel) (e); naspel.
(e) In de toneelletterkunde is de epiloog een eindbeschouwing in de vorm van een door een van de acteurs gesproken slotmonoloog. De epiloog werd door Plautus ingevoerd om de zin van het gespeelde uit te leggen. Men riep er ook de welwillendheid van de toeschouwers bij in, bedankte hen voor hun komst en kondigde de volgende uitvoering aan. Bij het Middelned. drama wordt in plaats van epiloog enige malen de aanduiding ‘naprologhe’ gebruikt. In de 16e, 17e en 18e eeuw werd de epiloog herhaaldelijk toegepast (Shakespeare, A midsummer night’s dream). ➝proloog.
LITT. M.E. Knapp, Prologues and épilogues of the 18th cent. (1961).