[Gr. en, in, theos, God], o.,
1. oorspronkelijk het door een god bezield-zijn, verruktheid;
2. (bij uitbreiding later) geestdrift, bezieldheid, het geheel van iets vervuld-zijn: vol enthousiasme; zich met enthousiasme op een taak werpen.
In de Oudgriekse dionysische mystiek is enthousiasme de toestand waarin de mens vervuld is van de god (Dionysos) en dientengevolge in een hartstochtelijke verruktheid wordt meegesleept tot emoties en daden die hem te boven gaan. Bij Platoon e.a. betekent enthousiasme goddelijke inspiratie.