[Soemerisch, ‘heer windvlaag’], een van de belangrijkste goden van het oude Mesopotamie. Enlil was naast Anoe het feitelijk hoofd van de Soemerische pantheon (zie Ea) en god van de stad Nippoer met zijn tempel E-kur, ‘berghuis’.
Als hoofd van de godenvergadering had hij een belangrijke uitvoerende taak, vooral in het teweegbrengen van als straffen bedoelde rampen (verwoesting van steden, invallen van vijanden, zondvloed), waardoor hij overkomt als een streng, de mensen niet bijster welgezinde macht. Daarnaast gold hij als god van de vruchtbaarheid, brenger van wind en regen. Na de Oudbabylonische tijd nam zijn betekenis af. Hij werd ook vereerd in Assyrie; dit leidde tot een verregaand syncretisme (versmelting) met Assoer. Enlils gemalin was Ninlil; Ninoerta zijn zoon, Noeskoe zijn vizier. In Soemerische mythologie speelt hij eveneens een rol, o.a. in de composities Enlil en Ninlil en in de Vloek over Akkad (zie Akkad).
LITT. F.Nötscher, Ellil in Sumer und Akkad (1927); S.N.Kramer, The Sumerians (1964); T. Jacobsen, Treasures of darkness, Hist. of Mesopot. religion (1976).