Johannes Aloysius Antonius (Jan), Ned. letterkundige, *7 juni 1900 te Utrecht, ♱20 maart 1972 te Amsterdam. Engelman was lange tijd journalist, verzorgde van 1926—41 de gezaghebbende literaire rubriek van De nieuwe eeuw en werd in 1953 hoogleraar aan de Van Eyckacademie te Maastricht in de nieuwere kunstgeschiedenis en esthetiek.
In 1925 was Engelman mede-oprichter van het tijdschrift De Gemeenschap, waarvan hij redacteur was. Hoewel hij tot de groep van de rooms-katholieke jongeren behoorde, werkte hij ook mee aan Roeping en publiceerde hij, door zijn vriendschap met H.Marsman, zijn beroemdste verzen in De vrije bladen en ook De Gids, Forum en Helikon. Oorspronkelijk beïnvloed door en verwant aan Marsman ‘vitalisme’, ontwikkelde Engelmans poëzie zich tot de gaafste liefdespoëzie van de moderne Ned. literatuur. In zijn uiterst melodieuze verzen is echter ook vaak een religieuze ondertoon waarneembaar, terwijl Engelman ook duidelijk door de schoonheid van de Helleense wereld werd beïnvloed. Werken: Het roosvenster (1927), Sine nomine (1930), Tuin van Eros (1933), Bij de bron (1937), Vrijheid (1945). Uitgaven: Verzamelde gedichten (I960); Het bittermeer en andere gedichten (1969). ().
LITT. J.H.Cartens, J.Engelman (1960); J.H.Cartens, Orpheus en het lam (1966).