[Lat. eminens, uitnemend], in de Rooms-Katholieke Kerk titel van kardinalen. Oorspronkelijk is Eminentie een eretitel, afkomstig uit de hofhouding van het Oostromeinse Rijk, in het westen voor het eerst gevoerd door de Frankische koningen en keizers, daarna ook door andere belangrijke personen.
Sedert 1630 is de titel voorbehouden aan kardinalen en aan de grootmeester van de Maltezer Orde.