v., het langs operatieve weg verwijderen van een embolie.
Men onderscheidt de embolectomie in arteriële en de veneuze embolectomie. Arteriële embolectomie. Door het openen van een slagader stroomopwaarts, stroomafwaarts of ter plaatse van de embolus, is het soms mogelijk deze te verwijderen, en de bloedstroom te herstellen. Het succes van de ingreep is afhankelijk van de oorzaak van de embolie, van de mate van vaatwandveranderingen stroomopwaarts van de embolus, en van die tijd die verlopen is tussen het optreden van de embolie en het verwijderen van de bloedprop. Is het onmogelijk de embolus weg te nemen, dan zal getracht worden de bloedstroom naar de periferie te herstellen, b.v. door het bloed via een ader of via een vaatprothese om de plaats van de verstopping heen te leiden. Veneuze embolectomie.
Wanneer bij een trombose in de beenof bekkenaderen een bloedprop losschiet zal er als regel een embolie in de longvaten ontstaan. Een embolus die een groot deel van het longvaatbed afsluit vormt een acute bedreiging voor het leven.
Het is enkele malen gelukt een dergelijke grote longembolus operatief te verwijderen. Hiervoor is zeer snel handelen voorwaarde. Het herhaaldelijk optreden van longembolieën vanuit beenof bekkenvaten kan men trachten te voorkomen door het afbinden van de vaten waar de embolieën ontstaan, of door het aanbrengen van een vernauwing in de onderste holle ader.