Marcellus, Ned. letterkundige, *12.8.1848 Voorburg, †14.10.1923 Baden (Zwitserland). Na de dood van zijn vader brak Emants, financieel onafhankelijk, de rechtenstudie af en bracht zijn verder leven door met schrijven en enkele grote reizen.
Zijn aanvankelijk idealisme was toen reeds verdwenen. Zijn schrijverschap werd echter gestimuleerd door een zekere opstandigheid en rancune tegen het noodlot. In zijn omvangrijk oeuvre betekent Een nagelaten bekentenis een hoogtepunt van psychologische ontleedkunst. Zijn grote epische gedicht Lilith met anti-christelijke strekking, werd door Kloos als voorloper van de Tachtigerpoëzie beschouwd, maar is voor poëzie nogal verstandelijk. Emants’ pessimisme vindt nieuwe waardering, getuige de herdrukken van en artikelen over zijn werk. Van 1875-80 redigeerde hij het door hem na eerdere pogingen opgerichte litteraire tijdschrift De banier.
Werken: romans: Een nagelaten bekentenis (1894), Op zee (1899), Inwijding (1901), Domheidsmacht (1907), Liefdeleven (1916); toneel: Artiest (1895), Om de menschen (1920); poëzie: Lilith (1879; herdr. 1971), Godenschemering (1883). Uitgave: Briefwisseling met F. Smit Kleine (in: Achter het boek, 1962).
LITT. F. Boerwinkel, De levensbeschouwing van M. Emants (1943); J.J. Oversteegen (in: Merlyn, jrg. 2); P.H. Dubois, M. Emants (1964; met bibliogr.).