Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Emana'tie

betekenis & definitie

[Lat. emanare, uitvloeien], v. (-s),

1. uitvloeiing, onzichtbare uitstroming; (geologie) ontwijking van gassen; (theologie en filosofie) uitvloeiing van de totale werkelijkheid uit een hoger principe;
2. openbaarmaking, afkondiging van een wet;
3. vero. ben. voor het element radon.

In de oudheid dachten monisten zich de emanatie van de wereld op de wijze van een natuurgebeuren, als het uitvloeien van water uit een bron, het uitstralen van het licht in de duisternis. Evenals de lichtglans met de grotere afstand van de lichtbron steeds meer afneemt, zo wordt ook datgene wat uit het absolute voortvloeit, van trap tot trap onvolkomener, minder reëel en eindigt het bij de duisternis, de materie, het niet-zijnde, waarin het kwade ligt. Later treft men deze emanatieleer aan in de filosofieën van Meester Eckehart (1260-1327) en van Jakob Böhme (1575-1624). Men vindt deze gedachte ook in Afrika bij de Bambara1, in de joodse kabbala en in de Perzische en Indische wijsbegeerte.

LITT. A. Vitringa, De emanatieleer en haar invloed op het christendom (1867); H.F. HalIet, Creation, emanation and salvation (1962).

< >