eigenlijk: Mary Ann Evans, Engels schrijfster, *22.1.1819 Arbury Farm (Warwick), †22.12.1880 Londen. Na de dood van haar moeder werd Eliot belast met de zorg van het huishouden, daarnaast studeerde zij klassieke en moderne talen.
Zij werd streng evangelisch opgevoed. In 1841 verhuisde haar vader naar Coventry, waar Charles Bray, een vrijdenker, een ommekeer teweegbracht in haar godsdienstige overtuiging. Ze nam Bray’s theorieën over vrijheid van denken en onderzoek over en hoewel zij innerlijk zeer religieus bleef, brak zij met de evangelische richting in de anglicaanse kerk, hetgeen bijna tot een breuk met haar vader leidde. Zij vertaalde Das Leben Jesu van D. Strauss (1844) en in 1854 Feuerbachs Das Wesen des Christentums en was medewerkster van de Westminster Review. In 1854 ontmoette zij de criticus en Goethe-kenner George Henry Lewes, met wie zij een vrij huwelijk aanging (een wettelijk huwelijk was niet mogelijk, daar zijn vrouw nog leefde).
Lewes zette haar aan tot romanschrijven. Na zijn dood, in 1879, huwde zij met J.W. Cross (1880). Eliots romans munten uit door inzicht, humor, sympathie met het lijden van anderen. Eliot moet dan ook gerekend worden tot de grote schrijfsters van het Victoriaanse tijdperk.
Werken: Amos Barton (1856), Scenes of a clerical life (1858), Adam Bede (1859), The mill on the floss (1860; autobiografisch), Silas Marner (1861), Romola (1863), Felix Holt (1866), Middlemarch (1872), Daniël Dergida (1876), Impressions of Theophrastus Such (1879).
Uitgaven: Verzameld werk (21 dln. 1908-11); The George Eliot letters, door G.S. Haight (7 dln. 1954-55). Essays, door T. Pinney (1963).LITT. Sir Leslie Stephen, G. Eliot (1902); E.
Haldane, G. Eliot and her times (1927); J.Bennett, G. Eliot (1948); L. en E. Hanson, Marian Evans and G. Eliot (1952); W.J. Harvey, The art of G.
Eliot (1961); A.O.J. Cockshut, Middlemarch (1966); L. Lerner, The truth-tellers: J.
Austen, G. Eliot and D.H. Lawrence (1967); H. Auster, Local habitations: R.T. Jones, G. Eliot (1970); D.
Carroll, G. Eliot (1973); T.S. Pearce, G. Eliot (1973); R.V. Redinger, G. Eliot (1975).
