(Nieuwgr.: Elefsis), Griekse plaats aan de gelijknamige baai, in het district Attika, 20 km ten noordwesten van Athene; 16000 inw.
GESCHIEDENIS
Eleusis sloot zich in de 7e eeuw v. C. bij Athene aan.
De stad werd vooral bekend door de Eleusinische mysteriën. Uit opgravingen, vooral door Griekse archeologen verricht, blijkt dat Eleusis reeds bewoond was in Middelen Laathelladische tijd (vanaf ca. 1400 v. C.; Helladische beschaving). Het eigenlijke heiligdom van Demeter is gelegen aan de oostzijde van de Akropolisheuvel (zie akropolis). De toegang tot het heilige gebied was aan niet-ingewijden op straffe des doods verboden. Vanaf de 7e eeuw v. C. kende Eleusis een zeer grote bloei.
Het complex wordt betreden via een voorhof waar zich resten bevinden van altaren, een Dorische tempel aan Artemis gewijd en twee Romeinse triomfbogen (2e eeuw). Door de Grote Propyleeën, toegangspoorten die in aanleg vergelijkbaar zijn met de Propyleeën van de Akropolis te Athene, met links daarvan de bron Kallichoros, leidde de Heilige Weg naar de Kleine Eleusis Propyleeën. Vlak voor deze kleinere toegangspoorten lag het Ploutonion, de plaats waar Kore door Ploutoon werd ontvoerd. Vervolgens werd het eigenlijke centrum van het heiligdom bereikt: het Telesterion, de mysterieen inwijdingsplaats; de bouwgeschiedenis ervan stamt reeds uit de Mykeense tijd (zie Mykeense beschaving). Ook uit de zgn. geometrische periode (9e-7e eeuw v. C.) zijn schaarse resten bewaard gebleven.
In de 6e eeuw v. C. liet Peisistratos een vierkant heiligdom bouwen. Na de verwoesting ervan door de Perzen in 480 v. C. en een voorlopige restauratie en vergroting onder Kimoon (ca. 475 v. C.; hierbij werd het gebouw rechthoekig) werd door Perikles de bouw van een opnieuw grootser Telesterion opgedragen aan de architect Iktinos. Het gebouw (54 m x 52 m) had twee verdiepingen; boven bewaarde men offergerei en heilige voorwerpen.
Binnen was plaats voor ca. 3000 mensen. Slechts geringe resten zijn nog zichtbaar: de vloer, de treden (in de rots uitgehakt) waarop de ingewijden stonden, de trap naar de bovenverdieping. Ca. 330 v. C. voegde de architect Filoon aan de oostzijde een grote porticus toe.In 395 werd het gebouw door Alarik I op aansporing van christelijke monniken verwoest. Het museum op het opgravingsterrein bevat vondsten uit het heiligdom.
LITT. F. Noack, Eleusis, die baugeschichtl. Entwicklung des Heiligtumes (1927); K. Kouroniotes, Eleusis (1936); H. Gsänger, Eleusis (1961).