m. (-magneten), magneet waarbij het magnetisme wordt opgewekt met behulp van een elektrische stroom.
Een elektromagneet bestaat uit een weekijzeren kern, waaromheen draadwindingen zijn gelegd, waardoor een elektrische stroom loopt. Om de verzadigingstoestand van het ijzer (de toestand, waarbij het zo sterk mogelijk magnetisch is) bij een niet al te sterke stroom te kunnen bereiken, moet de ijzeren kern zoveel mogelijk gesloten zijn. Bij de elektromagneet van Ruhmkorff is deze rechthoekig gebogen en draagt zware spoelen nabij de plaats, waar die ijzeren kern onderbroken is en het magnetische veld in lucht tot stand komt. Dit laatste kan, door de onderbreking in de kern klein te maken en door gebruik te maken van speciaal gevormde poolstukken, zeer sterk worden gemaakt. Bij de ringelektromagneet van Du Bois is nagenoeg de gehele ijzeren kern bewikkeld; door middel van waterkoeling wordt een groot deel van de warmte, die in de draden wordt ontwikkeld, afgevoerd.
Bij latere elektromagneten is de gunstige invloed van kegelvormige poolkernen en platte, brede spoelen benut. Belangrijke stappen in deze nieuwe ontwikkeling vormen de grote magneet van de Académie des Sciences te Bellevue, nabij Parijs, de grote magneet van de universiteit van Uppsala en de Zwitserse Oerlikonmagneet. In de natuurkunde worden elektromagneten vaak toegepast om sterke magneetvelden te krijgen. Elektromagneten worden ook in de techniek veelvuldig toegepast: bij de bouw van dynamomachines en elektromotoren, voor apparaten tot het transport van ijzeren voorwerpen, voor het sorteren van ijzer uit allerlei materialen enz.