Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Elektrocardiogram (ecg)

betekenis & definitie

O. (-men), registratie van de actiepotentialen die bij samentrekking van het hart optreden

De schommelingen van de -actiepotentiaal van de hartspier zijn weliswaar zwak, maar sterk genoeg om met gevoelige meetinstrumenten vanaf twee willekeurige punten van het huidoppervlak te worden geregistreerd. Afwijkingen van de normale hartfunctie veroorzaken karakteristieke afwijkingen in het elektrocardiogram.

Het normale elektrocardiogram, afgeleid van de ledematen, wordt gekenmerkt door een P-top, veroorzaakt door de prikkeling van de boezem. Q R S noemt men het kamercomplex waarin tot uitdrukking komt de geleiding van de prikkel over de kamers; de duur ervan bedraagt 0,06—0,1 s. De T-top wordt veroorzaakt door het tenietgaan van de prikkeltoestand in de kamerspier (repolarisatie). De afstand PQ (0,18 s) geeft de tijd aan die de prikkel nodig heeft om van de sinusknoop in de boezem tot in de kamer te geraken. Alle afwijkingen die de prikkelgeleiding verstoren, kunnen tot afwijkingen in het elektrocardiogram aanleiding geven (extrasystole, -hartblok).

< >