Ned. moraliteit, geschreven ca.1475 of misschien al in de eerste helft van de 15e eeuw, en bewaard in een Delftse druk van ca.1495 en twee Antwerpse van ca. 1501 en ca. 1525; daarnaast is er nog een afschrift uit 1593—94. De volledige titel luidt Den spieghel der salicheit van elckerlijc.
Hoe dat elckerlijc mensche wert ghedaecht gode rekeninghe te doen van sinen wercken. Elckerlijc (dat wil zeggen ieder mens) heeft Gods toorn opgewekt, want hij vreest noch kent hem. Daarom moet de Dood Elckerlijc meedelen dat hij rekenschap af moet leggen bij God. Vergeefs probeert Elckerlijc de Dood om te kopen, en vergeefs doet hij een beroep op Gheselscap (vrienden), Maghe (familieleden) en Tgoet (bezittingen) om hem te vergezellen op zijn laatste tocht. Doecht (deugd) is te zwak voor de reis, maar verwijst hem naar Kennisse, die hem naar Biechte brengt. Als hij boete heeft gedaan, kan de reis beginnen, nu in gezelschap van Doecht, Scoenheid, Cracht, Vroescap en Vijf Sinnen.
Als Elckerlijc zijn testament heeft gemaakt, laten de vier laatsten hem alleen, slechts Doecht gaat mee tot God. Tenslotte voert een engel de ziel van Elckerlijc ten hemel. Met dit spel, dat beschouwd wordt als een hoogtepunt van de Middelned. litteratuur, wil de auteur (Petrus Diesthemius) de mensen een spiegel voorhouden om hen de ongewenste gehechtheid aan het aardse en vergankelijke te tonen. Onmiddellijk na verschijnen kreeg het een Europese verspreiding. Tussen 1510—35 kwamen in Engeland vier drukken uit van Everyman, een bewerking van Elckerlijc. Als Latijnse bewerking verscheen in Keulen in 1536 de Homulus van Ischyrius, en in 1539 te Utrecht de Hekastus van G.Macropedius.
Een Duitse bewerking van Jaspar van Gennep van deze Hekastus werd vervolgens weer in het Ned. vertaald (1556) en later nog eens in protestantse zin bewerkt (1608). Ook in de 20e eeuw wordt de Elckerlijc nog herhaaldelijk opgevoerd. Uitgaven: door R.Vos (1967), door A.van Elslander (1972).