v./m. (-s), vogelsoort.
De ekster, Pica pica, behoort tot de familie kraaiachtigen. Hij heeft een contrasterend zwarten-wit verenkleed, een lange, trapvormige staart, en leeft meestal aan bosranden of bij alleenstaande bomen, in plantsoenen, bij boerderijen enz. Het is een alleseter. Hij nestelt in bomen, ook wel op daken van boerderijen (Noorwegen); bouwt grote, overkapte nesten; kan betrekkelijk gemakkelijk getemd worden. Hij komt voor in grote delen van Eurazië en Noord-Amerika. In Nederland en België een veel voorkomende broedvogel; ook standvogel.
LITT. U.Bahrmann, Die Elster (1968).