v./m. (-en), insektesoort.
De eikegalwesp behoort tot de familie galwespen. Deze soort vertoont generatiewisseling. De zich ongeslachtelijk voortplantende generatie, die uitsluitend uit wijfjes bestaat (Diplolepis quercus folii), komt in nov.—dec. uit de bekende ronde galappels op eikebladeren. Deze wijfjes leggen onbevruchte eieren in knoppen van eiketakken. Hier ontstaan nu violette gallen, waarin de larven van de tweede generatie, de geslachtelijke, tot ontwikkeling komen.
In het voorjaar zijn deze larven uitgegroeid tot mannelijke en vrouwelijke galwespen. De bevruchte wijfjes zagen met haar legboor een groeve in een eikeblad en leggen hierin een ei, zodat met de ontwikkeling van het blad in de zomer de nieuwe bladgallen ontstaan. In het inwendige van deze galappels leeft een madevormige larve, die zich voedt met het eiwitrijke weefsel van de gal.
