Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Effectenhandel

betekenis & definitie

m., handel in effecten.

De effectenhandel kan, naar gelang de effectensoort en de personen waartussen gehandeld wordt, op verschillende wijzen plaatsvinden. Verreweg het belangrijkst en ook het meest bekend is die op de effectenbeurzen de zgn. courante effecten, d.w.z. de tot de beursnotering toegelaten fondsen.

Daarnaast wordt ook gehandeld in niet officieel ter beurze genoteerde of incourante fondsen, veelal door tussenkomst van enkele daarin gespecialiseerde firma’s of instellingen. In de meeste landen bestaat een meer of minder vergaande overheidsbemoeiing met de effectenhandel, teneinde o.a. misbruiken te voorkomen. Onderscheid kan worden gemaakt tussen

1. affaires waarbij geen beding omtrent de levering is gemaakt, die dan binnen zeer korte termijn na het sluiten van de transactie dient te geschieden;
2. affaires op levering van uitgegeven stukken en van nog niet uitgegeven stukken (‘if and when issued’);
3. tijdaffaires en premieaffaires. Zijn transacties gericht op het behalen van voordeel uit het bestaan van prijsverschillen op hetzelfde tijdstip op verschillende geografische markten, dan spreekt men van effectenarbitrage.

De Ned. effectenhandel wordt gekenmerkt door een grote mate van centralisatie. De Ministeriële Beschikking Beursverkeer 1947 schrijft voor, dat tenzij met toestemming van de minister van Financiën, alle aan- en verkopen van effecten moeten plaatsvinden door tussenkomst van een erkend effectenkantoor (de zgn. commissionairsdwang), nl. een lid van een van de toen bestaande professionele organisaties te Amsterdam, Rotterdam en ’s-Gravenhage, die federatief samenwerkten in de in 1955 opgerichte Ned. Organisatie van het Effectenbedrijf, in 1972 ontbonden bij de integratie in de Vereniging voor de Effectenhandel te Amsterdam. De handel in courante effecten concentreert zich op de effectenbeurzen. Ook buiten de effectenbeurs om is er echter handel in courante effecten, b.v. voor- en nabeurs, vooral in aandelen van de grote internationale concerns, doordat het beursleden is toegestaan, rechtstreeks met andere beursleden transacties af te sluiten. Het was vroeger ook toegestaan in eigen kantoor ongelimiteerde aanen verkooporders te compenseren (‘in elkaar te sluiten’), hetgeen bij de grote banken een grote omvang kon aannemen.

Reeds in 1908 begon men, zonder succes, te proberen het clearen te verhinderen. Thans dienen volgens het Reglement voor de Effectenhandel bij beursleden intern compenseerbare orders tijdig vóór het tot stand komen van de notering aan een hoekman in het fonds te worden doorgegeven; deze is eventueel gerechtigd de van het lid afkomstige aan- en verkooporders aan één zijde niet geheel uit te voeren. Bovendien is verkoop over de toonbank mogelijk, b.v. directe verkoop van pandbrieven door hypotheekbanken en het uit voorraad verkopen van overgenomen, niet bij een publieke emissie geplaatste aandelen of obligaties door banken. Door het optreden van de institutionele beleggers, die het grootste deel van de obligatiehandel aan zich hebben getrokken, gaat eveneens een belangrijk deel van de effectenhandel in genoteerde effecten buiten de beurs om. In incourante fondsen (niet-officieel ter beurze genoteerde) wordt gehandeld door tussenkomst van enkele gespecialiseerde firma’s en bankinstellingen, waarvan de belangrijkste zijn Broekman’s Commissiebank voor Incourante Fondsen NV en de firma D.W.Brand, beide te Amsterdam, maar de Vereniging oefent ook hierop controle uit. Ook zijn er een- of tweemaal per jaar effectenveilingen voor incourante fondsen, e.a.

Tenslotte dienen genoemd te worden, het in de Beschikking Beursverkeer 1947 opgenomen verbod effecten anders dan met eigen geld te kopen (verbod van prolongatie) en de Deviezenbeschikking Bewaargeving Effecten 1957, op grond waarvan ingezetenen verplicht zijn buitenlandse effecten in open bewaargeving te geven bij een gemachtigd bewaarnemer (De Ned. Bank en de leden van de Vereniging e.a.) of bij een niet-ingezetene ter toevoeging aan een depot ten name van een gemachtigd bewaarnemer.

LITT. J.F.v.d.Pol, Belegging in effecten (1959); E. L.Vervoort, Oordeel zelf over effecten (1964); S. Brouwer, Beurs en effectenhandel (1966); J.vander Woud, Effecten (1966); B.de Smalen, Effectenbeurs in nieuwe stijl (1974); B.de Smalen, Effectenbeurs, effectenbedrijf en effectenverkeer (1975).

In België mogen orders tot aankoop van in een beurs al of niet genoteerde publieke fondsen slechts worden ontvangen door wisselagenten en banken. Verrekening buiten de beurs is verboden. Alleen de wisselagenten zijn bevoegd de orders uit te voeren. Sinds 1968 werd geleidelijk een stelsel van giraal effectenverkeer tussen professionelen (banken en wisselagenten) ingevoerd, dat startte met de oprichting van de Interprofessionele effectendeposito- en girokas (CIK) . Hetzelfde geldt voor de openbare verkopingen op de beurs. De orders tot aan- en verkoop van openbare fondsen die op de notering van een beurs voorkomen, mogen alleen daar worden uitgevoerd. De wisselagent noch de bankier kunnen als tegenpartij optreden voor een op de beurs uit te voeren order.

Voor cessies van een zelfde effect, waarbij het gaat om een bedrag van minimum BF 10 mln. (KB 61 van 10.11.67), of voor toevallige cessies onder contractanten van wie niemand deze operaties gewoonlijk verricht, geldt de verplichte tussenkomst van de wisselagent niet. De wisselagent kan handel drijven in openbare fondsen die op een van de beurzen genoteerd zijn, wanneer de levering geschiedt op het ogenblik zelf waarop de aan- of verkoop gesloten wordt. Behalve voor toevallige cessies, moet voor alle verrichtingen een borderel worden opgemaakt. Bewaargeving is mogelijk maar niet verplicht, ook niet voor buitenlandse effecten. Prolongatie is toegelaten; de prolongatienemer geeft de stukken in pand aan de prolongatiegever en ontvangt het geld in leen. LITT. E.Vanhamme, Financieleer, bank-, wisselen beursverrichten (1961); J.v.Hoeck en R.v.Wonterghem, Fin. economie (1967); A.Luwel, Begrippen van fin. economie (1967).

< >