Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Edelsteen

betekenis & definitie

m. (-stenen), kostbare steen, om zijn fraai uiterlijk als lijfsieraad gedragen (bewerkt) stuk edelgesteente.

Helderheid, hardheid, hoge glans, fraaie kleur en kleurenspel (vuur) zijn de eigenschappen, die een mineraal als edelsteen bruikbaar maken. Hoge glans is een gevolg van een hoge brekingsindex, kleurenspel kan ontstaan door groot verschil in brekingsindex voor licht van verschillende kleur. Glans en kleurenspel komen pas ten volle tot uitdrukking, nadat aan de steen een passende slijpvorm gegeven is. Stenen die niet een zekere hardheid bezitten en niet ook chemisch weinig aantastbaar zijn, verliezen tengevolge van fijne krasjes, die zij bij het dragen oplopen, spoedig hun glans en zijn daarom minder bruikbaar. In het algemeen behoort de hardheid groter te zijn dan de hardheid van kwarts (7), omdat fijn kwartspoeder hoofdbestanddeel is van al het stof en vuil waarmee de steen bij het dragen telkens in aanraking komt.

De waarde van een mineraalsoort als edelsteen wordt bepaald door de mate waarin zij genoemde eigenschappen in zich verenigt, en door zijn zeldzaamheid. De meest geprezen edelstenen, diamant, robijn, saffier en smaragd, behoren ook tevens tot de zeldzaamste. Behalve deze behoren nog een aantal minder zeldzame tot de ware edelstenen of juwelen. Nog verder afdalende in de reeks volgen de zgn. halfedelstenen, zoals kwarts en chalcedoonvariëteiten.

Synthetische edelstenen hebben dezelfde samenstelling en eigenschappen als de natuurlijke, maar kunnen door deskundigen in de regel wel als kunstmatig produkt worden herkend. De oudste synthese is die van robijn en saffier (Verneuil, 1900); tegenwoordig worden ook spinel en smaragd bereid. Samengesmolten gruis en poeder, afgevallen bij de bewerking van natuurlijke edelstenen, worden een enkele maal als geregenereerde edelsteen in de handel gebracht. Edelsteenimitaties verkrijgt men door kunstmatig kleuren, verder door vervaardiging uit lood- of thalliumhoudend glas.

Bij de herkenning van edelstenen wordt gebruik gemaakt van dezelfde methoden als bij de herkenning van mineralen in het algemeen, chemisch onderzoek is meestal onuitvoerbaar. De bepaling van de brekingsindex met een refractometer, evenals het onderzoek van andere optische eigenschappen zoals pleochroïsme en isotropie laten toe een zekere conclusie te trekken. Kleine verschillen in kleur en glans, aard en volmaaktheid van de slijpvorm en verder de aanwezigheid van gebreken, hoe gering ook, maken het taxeren van edelsteen tot een werk, dat grote ervaring vereist. De belangrijkste kleurloze edelstenen en halfedelstenen zijn: diamant, topaas en bergkristal; groenblauw zijn: saffier, topaas en aquamarijn; blauw: saffier en spinel; violet: ametist, robijn, spinel en almandien; roze of lila: robijn, spinel, toermalijn en topaas; rood: robijn, spinel, almandien en granaat; roodbruin of bruinrood: zirkoon en barnsteen; rookkleurig of bruin: rookkwarts en toermalijn; oranje: hessoniet en hyacint; geel: topaas, citriet en barnsteen; groen: smaragd, chrysoberil en toermalijn. Alle tot nu toe genoemde edelstenen zijn doorzichtig; doorschijnend, niet-doorzichtig en daarbij wit zijn: jadeïet, nefriet, chalcedoon en opaal; blauw: turkoois, lazuriet en kunstmatig gekleurde agaat en jaspis; groen: jadeïet, nefriet, chrysopraas, jaspis, amazoniet en malachiet; zwart: git en toermalijn: geel en bruin: kornalijn; roze: rooskwarts.

Deze opsomming is verre van volledig; diamant, alleen vermeld onder de kleurloze juwelen, komt ook geel, groen, roze en rood voor; toermalijn, zirkoon en topaas ontmoet men eveneens in tal van andere kleurschakeringen en hetzelfde geldt van nagenoeg alle opgegeven edelstenen. Bovendien worden tal van andere mineralen bij wijze van uitzondering als edelsteen gebruikt.

Bewerking. De natuurlijke vormen laten zelden de eigenschappen die men van een sieraad verlangt, nl. kleur en glans, voldoende uitkomen. Hiertoe is een gehele groep bewerkingen nodig, die men samenvat onder de term edelsteenslijperij en waartoe het kloven, het facetteren en het polijsten behoren.

LITT. J.Bolman, Handboek voor edelsteenkunde (1950); R.Webster, Gems (1975).

< >