Johannes, meester Eckehart geheten, Duits theoloog en mysticus, *ca.l260 nabij Gotha, ♱ 1327/28 Avignon (?). Eckehart studeerde te Parijs en Keulen, werd dominicaan en bekleedde hoge ordeambten in Duitsland, waar hij vooral als prediker bekend werd.
In 1302 werd Eckehart magister te Parijs, van 1314-22 doceerde hij te Straatsburg en daarna te Keulen, waar de aartsbisschop hem in 1326 bij de Inquisitie aanklaagde. Eckehart stelde een verweerschrift op en deed een beroep op de paus, zodat zijn proces naar Avignon werd verlegd. Na Eckeharts dood veroordeelde paus Johannes XXII 28 van de 150 aan hem voorgelegde stellingen. Eckehart was een groot kenner van Aristoteles en de scholastiek, waaraan hij dan ook zijn formuleringen ontleende, om er echter iets geheel eigens mee te zeggen. Hij bouwde geen filosofisch systeem: zijn metafysica is eerder de uitdrukking van zijn mystieke ervaringen, richt zich dan ook enkel op God en de menselijke ziel, en benadert althans in de formuleringen het pantheïsme. Volgens Eckehart is de ziel een goddelijke vonk, het evenbeeld van God en met hem verwant, met dezelfde enkelvoudigheid en zuiverheid als het goddelijk verstand.
Om God te bereiken, moet de mens zich ledigen: niets doen, niets bezitten, niets kennen. Sacramenten, gebed, boete en genade spelen alleen een rol als voorbereiding op dit opgaan in God. Eckeharts neoplatoonse metafysica, opgevat als een inleiding tot het contemplatieve leven, beïnvloedde Johannes Tauler, Heinrich Suso en Cusanus; Jan van Ruusbroec en Geert Groote echter bestreden de verspreiding van Eckeharts geschriften. Eckehart is de belangrijkste Duitse mysticus uit de late middeleeuwen. Door zijn gebruik van de Duitse taal was hij tevens belangrijk voor de ontwikkeling van de Duitse theologische vaktaal en zelfs (door zijn preken) voor de ontwikkeling van de Middelhoogduitse volkstaal. Werken: Quaestiones parisienses, Opus tripartitum (grotendeels verloren gegaan), Reden der Unterweisung (preken), bijbelcommentaren, Duitstalige verhandelingen, Rechtfertigungsschrift.
Uitgaven: Rechtfertigungsschrift, door A.Daniels (1923); Verzamelde geschriften, door de Deutsche Forschungsgemeinschaft (begonnen in 1936, Duitse en Lat. geschr. in 2 aparte series); Van God houden als niemand (bloemlezing, door F.Maas, 1976).
LITT. H.Ebeling, Meister Eckhart’s Mystik (1941); J.Clark, Master Eckhart (1957); J.Ancelet-Hustache, Eckhart en de mystiek v. zijn tijd (1961); I. Degenhardt, Studiën zum Wandel des Eckhart-Bildes (1967); E.von Bracken, Meister Eckhart (1972); E.Soudek, Meister Eckhart (1973).