Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

E, e (letter)

betekenis & definitie

v./m. (e’s, e’tjes)

1. als teken vijfde letter, als klank tweede klinker van het alfabet;
2. in een alfabetische rangschikking (boek, kaartsysteem) al de namen, woorden of lemmata die met een e beginnen; bij uitbreiding die namen, woorden of lemmata met de bijbehorende gegevens, teksten, systeemkaarten enz.

De e gaat terug op de Semitische he, die echter een consonant weergaf; in het Grieks schrift (e psilon) en de daarvan afgeleide schriften duidt het teken klinkers aan (overal vrijwel dezelfde, behalve in het Engels).

Vormen. De Semitische vorm (1) werd door de Grieken weinig gewijzigd (2; enkele latere ontwikkelingen 3; nu ∊), en van hen ongewijzigd door de Romeinen overgenomen (4). De verdere ontwikkeling is een bijzonder duidelijk voorbeeld van een der hoofdfactoren in de schriftontwikkeling: de neiging tot behoud van structuur onder ingrijpende vormveranderingen. Van boekschrift (5) en cursief (6) uit de 1e eeuw, via de laatantieke minuskelcursief en de verwante unciaal (7, 8), naar vormen van b.v. het Beneventaans (9) en naar het Karolingische schrift (10), en vandaar naar Gotisch boekschrift en cursief (11, 12), blijft de structuur onveranderd; de vormen van het Ned. schrift van de 17e eeuw (13) en het Duitse schrift tot in de 20e eeuw (14) hebben nog steeds dezelfde structuur. Pas in de late middeleeuwen ontstond er een alternatieve structuur (15), en in de renaissance de thans gebruikelijke (16).

Van de talrijke ligaturen, die de e in de late oudheid vormde, is die met t (in een bijzondere structuur; 17) blijven voortbestaan in het Karolingische schrift (18), waar zij echter gaandeweg alleen nog voor het woord et (en) gebruikt werd. In de 13e eeuw raakte de ligatuur buiten gebruik (verdrongen door een ander teken), maar de humanisten gebruikten haar weer graag; zij wordt nog steeds gebruikt, voor ‘en’ in firmanamen: &.

< >