Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dzjengis khan (djingis khan)

betekenis & definitie

titel van de Mongolenheerser Temoedsjin [Mongools, de smid] (1206-27), *ca. 1155, †1227 Karakoroem; zoon van een Mongoolse aanvoerder. Dzjengis Khan verenigde in 1206 de Oostmongoolse stamverbanden onder zijn gezag en veroverde daarna West-Mongolië, Turkestan, Noord-Perzië en een deel van Noord-China; hij liet een succesvolle inval doen in Rusland (zie Mongolen).

Tijdens zijn veldtochten werden verscheidene bloeiende gebieden, vooral in Noord-Perzië, volkomen verwoest en uitgemoord. Hij liet bestuur, zeden en religie van de overwonnen volkeren onaangetast. De schattingen en diensten die hij eiste, gebruikte hij steeds voor nieuwe veroveringstochten. Dzjengis Khan was niet zozeer de monarch van het Mongoolse volk als wel de leider van de Mongoolse aristocratie. Tijdens zijn bewind was het Mongoolse leenstelsel zeer strak georganiseerd. Zijn wetboek (Yassa) bleef ook onder zijn opvolgers van fundamenteel belang voor de Mongoolse staatsinrichting.

LITT. R. Grousset, Le conquérant du monde (1948); H.D. Martin, The rise of Chingis Khan and his conquest of North China (1950).

< >