[Gr. trofo, voeden], v., slechte ontwikkeling van een orgaan door storing in de voeseltoevoer.
Dystrofie betekent in het algemeen: in slechte voedingsconditie. Als zodanig spreekt men van dystrofische zuigelingen en van dystrofie bij bepaalde vormen van vetzucht (dystrophia adiposo-genitalis). Spierdystrofieën zijn een groep van meestal erfelijke ziekten met afwijkingen van spieren en soms ook van zenuwen.
Dystrophia adiposo-genitalis berust op een onvoldoende werking van de hypofysevoorkwab en wordt gekenmerkt door amenorroe bij vrouwen en verlies van libido bij mannen. De inwendige en uitwendige geslachtsorganen blijven onderontwikkeld (meestal treedt de ziekte omstreeks de puberteit op) of atrofiëren. Er is atrofie van huid en haargroei. Er is vetzucht in verschillende graad. De geestelijke functies zijn traag. Ontbreken van alle hypofysehormonen leidt tot de ziekte van Simmonds; wanneer slechts een deel van de hormonen ontbreekt, kan dit leiden tot hypofysaire dwerggroei, of tot dystrophia adiposo-genitalis. Hierbij zijn de geslachtsklieren onderontwikkeld door het ontbreken van de gonadotrope hormonen en er is een overmatige vetafzetting.