[Gr. grafo, schrijven], v., stoornis in de ontwikkeling van de oog-handcoördinatie, die blijkt bij het leren schrijven.
Dysgrafie is een typische moeilijkheid bij het leren schrijven, die niet aan zintuiglijke stoornissen of aan een tekort aan intelligentie te wijten is en ten gevolge waarvan gedurende lange tijd het schrift gebrekkig, onregelmatig en nagenoeg onleesbaar blijft. Dysgrafie moet onderscheiden worden van agrafie, een verlies van de schrijfvaardigheid als gevolg van een verworven hersenletsel. Soms kan een aangeboren of vroegtijdig verworven cerebrale stoornis als causale factor aangewezen worden. Samen met dysgrafie kunnen ook stoornissen optreden in de ruimtelijke oriëntatie, de perceptie, de symboolfunctie; in dit geval zal ook de schriftelijke expressie gestoord zijn, doordat geen of onvoldoende verband kan worden gelegd tussen klanken, woorden en zinnen en hun symbolische voorstelling door schrifttekens.
LITT. M. Auzias, Les troubles de l’écriture chez l’enfant (1970); M. Lobrot, Les troubles delalangue écrite et remèdes (1972).