m. (-s),
1. (ook: biel), (spoorwegbouw) dwarsbalk onder spoorstaven, die de spoorstaven op constante afstand bevestigd houdt, de zijdelingse weerstand van het spoor bevordert en de belasting, meestal via een ballastbed, overbrengt op de aarden baan;
2. dwarsdrijverig persoon, iemand die weigert mee te werken.
Houten dwarsliggers worden gefabriceerd van bezaagd zacht hout (grenen, larix) of hardhout (eiken, beuken), verduurzaamd door impregneren met creosootolie. De normale afmetingen: 2,60 m X 0,25 m x 0,15 m. Stalen dwarsliggers worden door de Ned. Spoorwegen (NS) en door de Belg. NMBS vrijwel niet meer gebruikt.
Betonnen dwarsliggers worden in steeds grotere aantallen toegepast. Ze bieden o.a. het voordeel van duurzaamheid. Zij worden meestal voor voegloos spoor gebruikt. Zij kunnen ook bestaan uit twee afzonderlijke betonblokken (gewapend en getrild), die onder de spoorstaaf liggen en verbonden worden door een stang van gewapend beton, staal of plastic, gevuld met beton (NS en NMBS).