v./m., vrachtvaart met duweenheden. De duwvaart is in de VS ontwikkeld in de periode van de hekwielers: schepen met achteraan een schoepenrad (hekwiel) ter breedte van het schip.
De duwvaart is in West-Europa geïntroduceerd door de Communauté de Navigation Française Rhénane (thans Compagnie Française de Navigation Rhénane) die op 4.9.1957 op de Waal met het tot duwboot verbouwde Rijnmotorvrachtschip ‘Président Herrenschmidt’ de eerste proefvaart maakte. Sedertdien zijn er speciale motorduwboten voor het Westeuropese net van waterwegen ontwikkeld en tevens speciale bakken voor het vervoer van lading (stukgoed, gestorte granen en ertsen, zowel als vloeibare ladingen). De boeg van de duwboot is voorzien van een brede, platte voorsteven en twee of meer verticale stalen constructies, waarmee zij tegen het platte hek van de bak(ken) duwt. De gehele duweenheid gedraagt zich door de onwrikbare koppelingen als één vaartuig.
Voordelen ten opzichte van de sleepvaart:
1. duwbakken hebben geen eigen bemanning;
2. de bakken hebben aanzienlijk lagere bouwen onderhoudskosten wegens de veel eenvoudiger rompvorm en het ontbreken van besturingsinstallatie en accommodatie;
3. het rendement van de voortstuwing is aanzienlijk hoger dan van een sleepboot (minder waterweerstand dan een uit afzonderlijke schepen samengestelde sleep met dezelfde laadcapaciteit, hetgeen ook de reisduur bekort).
Nadelen:
1. een sleep bemande schepen met eigen besturingsinstallatie overwint moeilijkheden bij de navigatie gemakkelijker;
2. de duwvaart is op verscheidene vaarwegen verboden of aan beperkingen gebonden.