Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Duizend

betekenis & definitie

hoofdtelw.,

I. de hoeveelheid van 10 maal 100; duizend duizend, een miljoen; duizend tegen één, ter aanduiding van een zeer grote kans; (zegsw.) zo dronken als duizend man, stomdronken;
2. oneig. ter aanduiding van een bijzonder groot getal, het zijn er wel duizend; duizend gevaren; ook versterkt met één: duizend en één bijzonderheden; hij is er één uit duizend, zó zijn er niet veel, hij is een beste; (gew.) op zijn duizend gemakken, op z’n dooie gemak;
3. rangtelw.: het jaar 1000; kolom 1000;

II. zn., o. ( en),

1. aantal van duizend, duizendtal, het eerste duizend; een duizend of tien; duizenden (van) burgers; zonder nadere bep. in toepassing op geld: dat werk heeft duizenden gekost, en op mensen: duizenden keken toe;
2. cijfer dat de duizendtallen aanwijst: er is een fout in de duizenden;
3. in vrijer gebruik ter aanduiding van een groot aantal: zij vielen bij duizenden.

< >