Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Duiven

betekenis & definitie

v./m. (mv.), vogelfamilie.

De duiven, Columbidae, behoren tot de orde duifachtigen. Deze familie omvat 43 geslachten; er zijn 255 soorten bekend, die verspreid over de gehele wereld voorkomen, behalve de poolgebieden en sommige oceanische eilanden. Zij worden gekenmerkt doordat de snavel bedekt is met een zachte, gezwollen washuid, die de spleetvormige neusgaten als een kap overdekt; verder door een sterk en zacht verenkleed, 12-20 staartpennen, en een goed ontwikkelde krop. In grootte variëren zij tussen een veldleeuwerik en een kalkoen. Duiven nestelen in bomen, op de grond of in holten. De (bijna altijd twee) eieren zijn wit.

De jongen worden door beide ouders gevoed; de eerste dagen met een uit de krop afkomstige, kaasachtige stof (zie duivemelk). Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit plantaardig materiaal. Het geslacht Columba (51 soorten) is met drie soorten in Europa vertegenwoordigd, de houtduif, de holenduif, en de rotsduif. De laatste soort is de stamvader van de tamme duif. Van het geslacht Streptopelia (15 soorten) komen ook drie soorten voor, de Turkse tortel, de palmtortel (alleen Europees Turkije), en de tortelduif. Eén van de meest opmerkelijke geslachten is Goura (zie kroonduif) uit Irian.

Er bestaan zeer veel rassen. Specifiek Hollandse rassen zijn: de Hollandse tuimelaar (zo genoemd naar het duikelen in de lucht tijdens het vliegen), oorspronkelijk afkomstig uit Azië. Vooral de geheel witte Hollandse tuimelaars zijn fraai. Zowel dieren met bevederde als met onbevederde benen komen voor. Een ander ras dat oorspronkelijk uit Azië afkomstig is, maar op Ned. schilderijen in de 17e eeuw al voorkomt, is de Hollandse kropper. Kroppers zijn duiven die hun krop met lucht kunnen opblazen.

Het is een grote duif, meestal met bevederde benen, in verschillende kleine variëteiten voorkomend. Naast de kroppers komen in België vooral de reisduiven het meest voor. Zij staan bekend als de beste vluchtduiven. Uit talloze kruisingen ontstond een groot aantal onderrassen, waaruit door verdere versmelting een echt type van reisduiven werd voortgebracht. Het is een goedgevormde, krachtige, maar redelijk lichte duif, met fijne kop en goed oog.

LITT. D. Goodwin, Pigeons and doves of the world (1967).

< >