v./m. (-sen), (ook: zandhagedis) hagedissesoort.
De duinhagedis, Lacerta agilis, is een van de vier in Nederland en België voorkomende soorten hagedissen. Het is de grootste inheemse soort, die wel 25 cm lang kan worden (de helft is staart). De kleur is nogal variabel en hangt af van leeftijd, geslacht en herkomst. Over het algemeen zijn de wijfjes bruin met midden op de rug een uit donkerbruine vlekken bestaande band en op de flanken een serie witte vlekjes met bruine rand. Bij mannetjes vormen de vlekken op de rug één min of meer doorlopende band, in de paartijd worden de flanken groen. De dieren leven in de duinen, langs bosranden, op heidevelden en soms langs zuidhellingen van spoordijken. De ondergrond bestaat vaak uit zand (‘zandhagedis’).
In Nederland komt de duinhagedis in twee van elkaar gescheiden streken voor, nl. in het duingebied en op de zandgronden in het midden en zuiden van het land. Verder reikt zijn verspreiding van Engeland tot aan het Bajkalmeer en van Zuid-Zweden tot Midden-Frankrijk en de Alpen. Duinhagedissen leggen in juni 4—14 eieren, soms later in het jaar gevolgd door een tweede legsel; de eieren komen na ca. twee maanden uit. Van oktober tot maart houden zij een winterslaap, ingegraven in de grond of in vermolmde boomstammen. Het voedsel bestaat uit spinnen, wormen, pissebedden en insekten.