Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Duiker

betekenis & definitie

m. (-s),

1. iemand die duikt, m.n. die daar zijn beroep van maakt, om werkzaamheden onder water te verrichten in een pak dat de toevoer van lucht verzekert;
2. onderduiker;
3. (waterbouwkunde) koker onder een weg, spoorweg, kade, dijk, kanaal enz. tot instandhouding van de verbinding tussen wederzijds gelegen wateren of tot afwatering van aangrenzende landerijen ;
4. spijker met kleine kop die geheel in het hout gedreven wordt.

De afmetingen van de duiker worden bepaald door de grootste hoeveelheid af of door te voeren water. Duikers worden voornamelijk gemaakt van gewapend beton. Een bijzondere vorm van duiker is de zgn. grondduiker of sifon, waarmee b.v. bij kruising van twee waterleidingen met verschillend niveau het water van de ene waterloop onder de andere door wordt geleid. In sommige gevallen, bij een belangrijk verschil in waterstanden, wordt de ene waterloop met een gootvormige brug over de andere gevoerd. Bij grotere niveauverschillen wordt de grondduiker samengesteld uit drie horizontale gedeelten, die in twee verticale schachten, zgn. stortkolken, uitmonden.

< >