Émile, Frans socioloog en etnoloog, *15.4.1858 Épinal, †15.11.1917 Parijs; uit een rabbijnenfamilie. Dürkheim was de belangrijkste voortzetter van het positivisme van Comte.
Met deze deelde hij de afkeer van de oude metafysica en psychologie en de voorkeur voor ‘feiten’. Met Comte ook zag hij de sociologie als bekroning van de wetenschappen en als een wetenschap die de bouwstenen leverde voor een nieuwe, positieve metafysica. Beroemd is zijn uitspraak: ‘Les faits sociaux sont des choses’. Daarmee bedoelde hij niet: stoffelijke dingen. De maatschappij bestaat wezenlijk uit ideeën, opinies e.d., de zgn. collectieve voorstellingen die tot op grote hoogte onafhankelijk zijn van de individuen: het is de groep die denkt, voelt, wil, hoewel zij dit slechts kan doen door middel van het individuele bewustzijn. De ideeën komen dus in de individu van buiten (extériorité) en worden door dwang (contrainte) opgelegd, door fysieke dwang soms, maar veel meer door sociale en geestelijke beheersing (zede, traditie, normen, publieke opinie enz.).
Durkheim legde aldus grote nadruk op de betekenis van de groep voor het denken, voelen en handelen van het individu. Hij heeft deze door hem verabsoluteerde visie bovendien in een aantal monografieën over bepaalde verschijnselen (arbeidsverdeling, godsdienst, moraal, zelfmoord, huwelijk en gezin enz.) ook toegepast. Hij wist met de betekenis van het individu niet goed raad en gaf daardoor zijn sociologie een behavioristisch en al te statisch karakter. Hij trachtte verschijnselen als moraal, godsdienst e.d. volledig uit het sociale leven te verklaren (sociologisme).De grote kracht van Durkheims werk is gelegen in de gedegen systematiek die hij aan zijn empirische verhandelingen ten grondslag legde. Dit, gevoegd bij de nuchtere en scherpzinnige theorievorming die hij hierbij bezigde, verklaart zijn blijvende betekenis voor de sociologie, waarvoor hij als een van de klassieken geldt. Zijn invloed in Frankrijk vooral was (en is nog steeds) groot, mede door de onbetwiste leiding die hij vanaf 1898 aan het door hem opgerichte tijdschrift L’Année Sociologique gaf. De opkomst van stromingen als personalisme en existentialisme dienen mede te worden gezien zowel tegen de achtergrond van alsook als reactie op de grote invloed van Durkheims sociologie.
De betekenis van Durkheim voor de culturele antropologie kan moeilijk overschat worden. Niet alleen door zijn leerlingen, m.n. Marcel Mauss, maar ook door zijn studies over de arbeidsverdeling en de elementaire vormen van het religieuze leven, heeft hij blijvende invloed. Men kan hem beschouwen als een van de grondleggers van zowel het functionalisme als van het structuralisme in de culturele antropologie.
Werken: De la division du travail social (1893), Les règles de la méthode sociologique (1895, 10e dr. 1947), Le suicide (1897), Les formes élémentaires de la vie religieuse (1912).
LITT. S. Deploige, Le conflit de la morale et de la sociologie (4e dr. 1927); C. Bouglé, Bilan de la sociologie franç. contemp. (1938); H. Alpert, E. Durkheim and his sociology (1939); J.
Monnerot, Les faits sociaux ne sont pas des choses (1946); G. Davy, Leçons de sociologie de Durkheim (1953); J.
Duvignaud, Durkheim (1965); R. Bierstedt, Durkheim (1966); E. Leemans, E. Durkheim, De sociol. methode (1969); H.P.M. Goddijn, De sociologie van E. Durkheim (1969); S.
Lukes, E. Durkheim (1973).