Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Druipen

betekenis & definitie

(droop, heeft en is gedropen),

1. in druppels of kleine hoeveelheden neervallen: het zweet droop van zijn voorhoofd; (oneig.) dat zal hem in de ogen druipen, duur te staan komen, daar zal hij spijt van hebben; het geld druipt hem door de vingers, hij geeft het ongemerkt snel uit; (van dingen die in overmaat ergens op of in aanwezig zijn) er als het ware afvloeien: de rijkdom, de verwaandheid druipt van hem af;
2. vocht in druppels laten neervallen: de goot druipt; zijn mond droop van het sap; mijn kleren dropen; toen ik thuis kwam, droop ik (van de regen);
3. hellen, naar het einde of de hoek aflopen, b.v. bij de strekse voegen van een muur; ook van delen van het tuig van een schip, doorzakken.

< >