Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Druïde

betekenis & definitie

[Oudkeltisch: druveid, hij die de Eik kent], m. (-n), de eerste geestelijke stand bij de oude Galliërs.

De druïden brachten offers, voorspelden de toekomst en onderwezen de jeugd. Omtrent hun leer is weinig bekend, daar deze niet opgeschreven mocht worden; zij moesten echter vele duizenden lessen (verzen?) uit het hoofd kennen. Het is niet duidelijk, in hoeverre zij een kaste vormden en/of hun waardigheid erfelijk was. Wel staat vast, dat zij in Gallië grote invloed op de staatszaken hadden. Lang heeft zich het druïdendom niet kunnen handhaven; de Romeinse keizer Tiberius verbood de uitoefening van hun praktijken en gedurende de twee volgende eeuwen konden zij zich nog slechts als geheime tovenaars in de Gallische bossen handhaven. Bij de Kelten van Spanje, Italië, de Donaulanden en Klein-Azië worden geen druïden vermeld, wel op de Britse eilanden, hetgeen van belang is in verband met de mededeling van Caesar, dat de druïden hun studies in Brittannië volbrachten.

In de Ierse sage spelen de druïden een belangrijke rol. Weliswaar treft men daar niet een bepaalde druïdenstand aan, maar als tovenaars zijn de druïden er overbekend (Cathbu in de Ulstersage). In de legenden van de Ierse heiligen treden de druïden steeds als de voorvechters van het heidendom op. Het neodruïdisme, zoals dat bij de Kymrische eisteddfod bekend is, is een uitvinding van de 19e eeuw en heeft geen historische basis.

LITT. T.D.Kendrick, The druids (1927); S.Piggott, The druids (1968).

< >