v. (-heden), de mate waarin droging in de tijd plaatsvindt.
Zolang het vochtgehalte van bouwconstructies aan het oppervlak, waar de droging plaatsvindt, boven het kritisch watergehalte is, is de droogsnelheid relatief groot en vrijwel constant. De aan het oppervlak naar de lucht afgevoerde hoeveelheid water wordt gedurende deze droogfase volledig vervangen door water dat in vloeibare vorm vanuit het inwendige naar het oppervlak wordt getransporteerd. In de tweede droogfase (vochtgehalte aan het oppervlak beneden het kritisch watergehalte) vindt de verdamping in het inwendige plaats. Het droogtempo zakt dan snel, doordat nu de waterdamp daar, door diffusie, moet worden afgevoerd via een steeds dikker wordende ‘droge’ laag.
LITT. B.H.Vos, Vochttransport in en droging van bouwmaterialen; fundamentele grondslagen (SBRpublicatie 21, 1969).