bn. en bw. (droger, -st),
1. niet of niet meer nat of vochtig, geen of zeer weinig vocht bevattend: de was is nog niet droog; droge kleren aantrekken; zo droog als kurk; droog zand; droog ijs, vast koolzuur; droge stoom, oververhitte, waarin geen waterdeeltjes meer aanwezig zijn; geen droge draad meer aan het lijf hebben, doornat zijn; droog weer, zonder regen; het is droog, het regent niet meer; een droge bui, korte tijd dat het droog is tussen twee regenbuien in; een droge vorst, zonder sneeuw; een droog land, waar het weinig regent: een schip, dat weinig of geen water over het dek krijgt; hier zitten we droog, voor het water, (m.n.) voor de regen beschut; (bij uitbreiding) daar zat hij, hoog en droog, veilig, beschut; (scheepvaart) ondiep; (van geschreven schrift) de inkt is nog niet droog, opgedroogd; (ook) die bladzijde is nog niet droog; (zegsw.) hij is nog niet achter de oren, is nog zeer jong en onervaren, komt pas kijken: een droge sloot, waar geen water meer in is; bij eb valt de bank droog, komt zij boven water; dat is met geen droge ogen aan te zien, zonder te schreien, zonder geroerd te zijn; (scherts.) een droog cognacje, niet met water aangelengd; (oneig.) Amerika was toen sterke dranken mochten er niet verkocht worden; (zelfst.), (gew.) in het a. onder dak; b. in de gevangenis;
2. ontdaan van of arm aan sappen: goed droog hout; droge thee, een droge huid; een droge keel hebben, dorst hebben of een schraal gevoel in de keel hebben; een droge lever hebben, altijd dorst hebben, veel drinken;
3. waarbij geen vloeistof te pas komt: bereiding, ontleding van een stof langs de droge weg; droog malen; droge verven, die aangebracht worden zonder bijmenging van vloeistof, pastel; een droog element, een droge batterij; een droge koe, die geen melk geeft of niet meer gemolken wordt; die koe staat droog; een droge kuch, door een droge keel voortgebracht; de droge was, het opmaken van het wasgoed; de droge naald, etsnaald waarmee men etst zonder gebruik van bijtende stoffen; niet aangelengd; van wijn: niet-zoet smakend (doordat het gehalte natuurlijke suiker geheel is omgezet door gisting); van andere dranken (sherry, vermouth, champagne, cocktails): niet gezoet;
4. niet vloeibaar: droge waren; vandaar: droge maten, inhoudsmaten voor droge waren;
5. zonder hetgeen erbij hoort of verwacht wordt: droog brood, ongesmeerd, zonder iets erbij; (oneig.) droog brood eten, zich zeer bekrimpen; die zaak levert geen droog brood op, er wordt niets meer verdiend; aardappels droog eten, zonder vet; (timmerwerk) een droge naad, waarin geen ander hout sluit; van de lichaamsdelen van honden: zonder vet of losse huid;
6. (fig. van personen) met weinig gevoel voor vrolijkheid, zonder fantasie of conversatie, saai: een droge Klaas, een droge vent; (van uitingen en van abstracte zaken) zonder iets dat op gevoel of verbeelding werkt, saai, vervelend: een droge opsomming van feiten; een droge studie; op droge toon; waarin geen bepaalde stemming of sterk gevoel doorstraalt; een droge opmerking, droge grapjes, die men maakt zonder uit de gewone spreektoon te vallen.