Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Drogen

betekenis & definitie

(droogde, heeft en is gedroogd),

I. (overg.)
1.droog maken of laten worden: we zullen de was op zolder drogen; borden drogen, na het omwassen afnemen met een doek; zijn handen drogen, aan een handdoek droog vegen; (oneig.) iemands tranen drogen, maken dat ze ophouden te vloeien, zijn verdriet wegnemen;
2. de van nature aanwezige vochten (tot zekere graad) uit iets trekken;hout drogen; m.n. van levensmiddelen om ze te conserveren: gedroogde appelen; stokvis is gedroogde kabeljauw;

II. (onoverg.) droog worden: mijn kleren droogden spoedig; goed te drogen hangen; (onpers.) het droogt goed, de lucht is zo, dat de voorwerpen spoedig droog worden.

HOUTINDUSTRIE

Hout wordt gedroogd in de open lucht in open loodsen, of in speciaal ontworpen drooginstallaties bij temperaturen tussen 30—90 °C, soms boven 100 °C en een geprogrammeerd klimaat, aangepast aan de houtsoort. Fineerdrogers werken bij 150-180 °C. Sommige houtsoorten drogen heel snel, andere heel langzaam, weer andere vervormen sterk en scheuren daarbij snel. Er bestaan soorten die jaren nodig hebben om te drogen en andere die zo sterk scheuren en vervormen dat ze als zaaghout onbruikbaar zijn.

TECHNIEK

Drogen is het verwijderen van vloeistof uit gas, vloeistof of vaste stof door resp. absorptie, chemische binding of verdamping.

1 .Vaste stoffen. Voor deze onderscheidt men toestellen, waarbij het te drogen materiaal in rust is en die, waarbij het materiaal in beweging verkeert. Alle droogtoestellen berusten op het beginsel dat men het materiaal brengt in een ruimte, waarin de waterdamp meer of minder ver verwijderd is van zijn verzadigingstoestand. Aangezien de hoeveelheid waterdamp, die een gas kan bevatten, sterk stijgt bij verhoging van temperatuur, werkt men meestal met warme lucht of rookgassen, maar de temperatuur is daarbij door de aard van het materiaal aan grenzen gebonden, die voor verschillende stoffen zeer uiteenlopen. Voor de warmte-economie van het droogproces is het in het algemeen voordelig de droge gassen met hoge temperatuur in het toestel toe te laten. De afgewerkte gassen moeten zo veel mogelijk waterdamp per kilogram droge lucht bevatten.

Droogkamers (droogstoven), gesloten ruimten waardoor hete lucht of verbrandingsgassen circuleren en die periodiek gevuld en geledigd worden. Zij worden o.a. gebruikt in metaalgieterijen voor het drogen van vormen en kernen, het drogen van kleiprodukten, garens, weefsels enz. Vacuümdroogkasten werken zonder luchtcirculatie. Uit de door stoom verwarmde, luchtdicht afgesloten ruimte wordt de waterdamp weggezogen en in een koeler gecondenseerd. Bij het drogen in vacuo kan men met veel lagere temperatuur volstaan. Men past deze methode daarom vooral toe bij stoffen, die niet aan hoge temperatuur blootgesteld mogen worden, b.v. medicijnen, voedingsmiddelen. Een variant is de vacuümdroogtrommel waarin het materiaal in beweging gehouden wordt.

In pneumatische drogers wordt het te drogen materiaal in een hete luchtstroom meegevoerd en daaruit na droging afgescheiden. Dit type drogen vindt een uitgebreide toepassing voor vochtige materialen die zich in een luchtstroom laten verdelen. Droogtunnels, lange, overdekte ruimten, waarin het te drogen materiaal en warme lucht of verbrandingsgassen zich in tegenstroom bewegen. Zij worden veelvuldig toegepast, wanneer een zeer geleidelijke droging verlangd wordt, b.v. voor lijm, gelatine, zeep, garens, stijfsel, keramische produkten. Droogtrommels, zeer veel in gebruik voor stoffen die niet te gevoelig zijn voor hoge temperatuur. Zij bestaan uit een draaiende, zwak hellend opgestelde trommel.

De hete gassen worden in gelijk- of tegenstroom van het te drogen materiaal doorgevoerd. Aan de binnenwand van de trommel zijn schotten of schoepen, die de stof mee omhoog voeren en weer laten vallen, waardoor een goede aanraking met dé hete lucht verkregen wordt. Zij worden o.m. toegepast voor klei, zouten, kunstmest, pulp enz. De dikwijls hevige stofontwikkeling van deze apparaten maakt meestal stoffilters of cyclonen nodig. Een bijzonder soort droogtrommels is dat, waarbij de trommel stilstaat en het materiaal door schoepen of transportschroeven in beweging wordt gehouden. Toegepast o.a. voor het drogen van pulp.

Droogcilinders, gebruikt in de textiel- en papierindustrie. Het produkt wordt over de cilinder geleid, die verhit wordt door erin gelaten stoom. De stoom komt door een tap binnen en verlaat de cilinder door een tegenoverliggende tap.

Droogwalsen bestaan uit één of meer holle walsen, die van binnen door stoom, water of rookgassen verwarmd kunnen worden. Deze trommels worden langzaam rondgedraaid, terwijl de onderkant juist ondergedompeld is in de vloeistof, waarin de vaste stof, die men wil verkrijgen, is opgelost of gesuspendeerd. Aan de wals blijft een dun laagje vloeistof hangen, dat gedurende de omwenteling op het warme oppervlak verdampt, terwijl de droge stof aan de andere kant door een mes afgeschrapt wordt. De uitvoeringsvorm kan verschillend zijn. Verstuivingsdrogers nemen een enigszins afzonderlijke plaats in. Evenals bij de droogwals gaat men uit van vloeistoffen.

Deze verdeelt men tot een uiterst fijne nevel, waar doorheen men hete lucht laat strijken of de warme vloeistof (ammoniumnitraat) verspuit (prilling). Door het enorm vergrote oppervlak gaat de verdamping zo snel, dat de druppeltjes in een onderdeel van een seconde verdampt zijn. Hierdoor blijft ook de temperatuur van de deeltjes vrij laag, zodat men met deze methode ook stoffen kan drogen, die anders zeer moeilijk in poedervorm te verkrijgen zijn. De verstuiving wordt verkregen door de vloeistof op het midden van een snel draaiende schijf te brengen, waardoor de druppels in zeer fijne verdeling weggeslingerd worden. Stofafscheiders zijn nodig om het door de luchtstroom meegevoerde fijne stof op te vangen. Verstuivingsorders worden toegepast voor melk, lijm, gelatine, zouten, extracten, rubber, zeeppoeder enz.

Gassen. Een afzonderlijke positie nemen de apparaten voor het drogen van gassen in. Men kan daarbij gebruik maken van hygroscopische (dat zijn sterk water aantrekkende) stoffen of van sterke afkoeling, waardoor de gassen veel minder waterdamp kunnen bevatten en het grootste deel dus condenseert. Als hygroscopische stoffen komen in aanmerking fosforpentoxide, geconcentreerd zwavelzuur, chloorcalcium, kaliumhydroxidegranules of silicagel. Thans gebruikt men ook moleculaire zeven.

Vloeistoffen, m.n. organische, droogt men door middel van destillatie of extractie.

TEXTIEL

Bij de fabricage is drogen een veel voorkomende bewerking, aangezien de meeste reinigings- en veredelingsbewerkingen natbehandelingen zijn. Omdat het verdampen van water veel energie vergt, wordt zoveel mogelijk water langs mechanische weg verwijderd, b.v. door afzuigen, afpersen en centrifugeren, al naar de vorm waarin het materiaal voorhanden is. Het eigenlijke drogen kan volgens een aantal verschillende principes worden uitgevoerd.

1. convectiedroging, b.v. met hete lucht in de heteluchtdroogmachine of op de spanraamdroger;
2. contactdroging, b.v. op de hete walsoppervlakken van de cilinderdroger;
3. stralingsdroging met behulp van infraroodstralers; dit kan alleen worden toegepast op niet al te temperatuurgevoelige materialen en wordt wel toegepast bij het drogen en thermofixeren van doek;
4. hoogfrequentdroging, slechts incidenteel toegepast vanwege het grote verbruik aan elektrische energie.

VOEDINGSMIDDELENTECHNOLOGIE

Drogen is een conserveermethode die berust op het remmen van de ontwikkeling van de micro-organismen door het onttrekken van water aan de voedingsbodem. De enzymen blijven nog min of meer actief; om ook deze uit te schakelen wordt het produkt vóór het drogen meestal geblancheerd. Voor een beter kleurbehoud geeft men het soms een sulfietbehandeling. Het behoud van vitamine C is bij drogen minder goed dan bij andere conserveermethoden (behalve voor vriesdrogen), ook de sensorische kwaliteit is minder. Toch is drogen een aantrekkelijke conserveermethode, omdat het produkt licht is en eenvoudig verpakt en opgeslagen kan worden.

Men kan de volgende methoden gebruiken:

1. eestdrogen, met behulp van warme lucht (ca. 40 °C); men onderscheidt open eestdrogers, tunneldrogers, en banddrogers;
2. verstuivingsdrogen, bij hoge temperatuur (tot 110 °C) om een snelle droging te bewerken; dit wordt gebruikt bij min of meer vloeibare produkten (o.a. melk, koffie) en voor de bereiding van tomaten- en bananenpoeder;
3. walsdrogen, het produkt wordt gedroogd op een langzaam draaiende, verwarmde wals, het gedroogde produkt wordt eraf geschraapt met een verend mes, o.a. aardappelpureepoeder;
4. vacuümdrogen, door middel van verlaging van de luchtdruk. Bij zeer lage drukken (1 tot 0,1 mmHg) noemt men het vriesdrogen. Nieuwe ontwikkelingen op dit gebied zijn
o.a. het expansiedrogen (poffen) door plotselinge drukverlaging, en het osmotisch drogen met behulp van geconcentreerde oplossingen.

In Nederland is alleen het drogen van groenten van betekenis, in 1973 ca. 262000 t, d.i. 7 % van de hoeveelheid verwerkte groenten; in België wordt het slechts in zeer geringe mate toegepast. De voornaamste produkten zijn: peen, knolselderij, snijbonen, sperziebonen, asperges en prei. Gedroogde groenten worden in hoofdzaak gebruikt in droge soepen.

Drogen is de oudste conserveermethode die gebeurde met behulp van zon en wind. In het vochtige zeeklimaat kon zij slechts beperkt toegepast worden, voor o.a. gras, kruiden, tabak.

LITT. J.C.Mettivies Meijer, Drogen van groente (1974).

< >