(dronk, heeft gedronken),
1. door de mond enige vloeistof tot zich nemen (e): hij drinkt een glas wijn; als men verhit is, moet men niet te veel drinken; de gifbeker drinken; zonder uitgedrukt object: wie dorst heeft, wil drinken; uit een kopje drinken; iemand gezondheid of op de gezondheid van iemand drinken, hem onder het drinken van een glas gezondheid toe wensen; op de goede uitslag drinken; (fig.) hij kan zijn bloed wel is zijn gezworen vijand;
2. (pregn.) alcoholhoudende vloeistoffen drinken: er werd sterk gedronken; als een tempelier, als een beest, een ketter, een spons enz., overmatig, buitensporig drinken; iemand van de bank, onder tafel drinken, hem zoveel laten drinken (terwijl men zelf meedrinkt) dat hij van zijn plaats rolt, het van hem winnen in het drinken; door drinken verkrijgen: zich een roes drinken;
3. (pregn.) hij drinkt, is aan de drank;
4. (bij vergelijking) (een vloeistof) opzuigen: de spons drinkt het water; de grond dronk de regen; de planten drinken met hun wortels;
(bij uitbreiding) door ademen, met de zintuigen of met de geest in zich opnemen: frisse lucht met volle teugen drinken.
(e) Het drinken heeft de functie een watertekort aan te zuiveren. Bij de mens en zoogdieren wordt de vloeistof bij het doorslikken (zie slikken) in de slokdarm gespoten, waar het onderin blijft liggen tot de peristaltiek van de slokdarm het heeft bereikt, en komt dan in de maag terecht. Vogels scheppen het water met de ondersnavel op en houden daarna de kop achterover, zodat het water in de slokdarm verdwijnt. Zoutwater-beenvissen drinken zout water om het tekort aan water dat door het ⇾hyperosmotische zeewater aan het dier wordt onttrokken, te dekken. Dit in tegenstelling tot de zoetwaterbeenvissen, die als het ware overspoeld worden met water en een sterk verdunde urine uitscheiden. De in zee levende zoogdieren drinken geen zeewater.
Het onttrekken van water door het hyperosmotische zeewater is hier veel geringer door de veelal dikke onderhuidse speklaag. Het benodigde water wordt verkregen uit het voedsel en afbraak ervan (metabolisch water), zie dorst, excretie, osmoregulatie, waterhuishouding.