Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Drijven

betekenis & definitie

(dreef, heeft en is gedreven),

I. (overg.)
1. dwingen voor zich uit of in een bepaalde richting te gaan: vee naar de weide, de markt drijven; de vijand uit het land drijven; iemand het bloed naar de wangen drijven, hem

doen blozen; (sport) de bal drijven, die door kleine trapjes of tikjes langs de grond voor zich uit bewegen;

2. (fig.) aanzetten, bewegen tot, een onweerstaanbaar verlangen dreef mij naar huis, deed mij naar huis gaan; een zaak tot het uiterste drijven, haar zo ver mogelijk doorzetten, wat er ook van komen moge; hij drijft de scherts te ver, gaat met zijn scherts zo ver, dat hij kwetsend, beledigend wordt;
3. slaan, met kracht in of door iets dringen: een spijker in de muur drijven; planken, een vloer drijven, door slaan goed aaneen doen sluiten; hoepels om een vat drijven; een mijngang of galerij drijven, in het gesteente aanbrengen;
4. bedrijven, in het werk stellen, uitoefenen: handel drijven; hij dreef een winstgevende handel in oudheden; de spot met iemand drijven, hem voor de gek houden; een spel drijven (met), spelen met;
5. krachtige en aanhoudende drang uitoefenen (om iets gedaan te krijgen);
6. in beweging brengen: die beekjes drijven tal van molens; de machines worden door petroleum gedreven;
7. figuren enz. op metaal (vooral goud en zilver) uitkloppen, metaal door kloppen bewerken: gedreven zilver; in goud gedreven vruchten en bloemen;

II. (onoverg.)

1. in een vloeistof liggend door de opstuwende werking daarvan aan de oppervlakte blijven en aan de bewegingen van die vloeistof deelnemen: hout drijft op water, ijzer zinkt erin; hoe lang heeft die fles gedreven?; hij liet de boot op haar riemen drijven, bewoog de riemen niet meer; (fig.) de zaak drijft op hem, hij houdt haar aan de gang, doet er al het werk voor; (met het op de voorgrond stellen van de plaatsverandering) het wrakhout is naar de kust gedreven; bij vergelijking ook van de in de lucht zwevende voorwerpen: snel drijvende wolken; de ballon dreef naar het oosten, dreef boven de wolken; ook gezegd van vogels die zonder merkbare vleugelslag in de lucht zweven: statig dreef de reiger op zijn lange wieken; (fig.) op eigen wieken drijven, zelfstandig zijn; tussen hoop en vrees drijven, schommelen;
2. onderwater staan, overstroomd zijn: zij dreven de tent uit; ik dreef, toen ik thuis kwam, was doornat; de melk dreef over de tafel, stroomde.

< >