o. (-pen), (Romeinse geschiedenis) waardigheid van de driemannen, de triumviri; (in het algemeen) drie personen die samen een zeker bewind voeren of tot enig doel samenwerken; (scherts.) een edel driemanschap, drie boeven, dronkaards enz.
In het oude Rome verstond men onder driemanschap oorspronkelijk een aantal colleges die uit drie personen bestonden, b.v. de triumviri agris dandis adsignandis, belast met de landverdeling in bezette gebieden, de triumviri monetales, muntmeesters, de triumviri nocturni, nachtelijke politiedienst. In het bijzonder worden als driemanschap aangeduid het particuliere politieke verbond tussen Pompeius, Caesar en Crassus, gesloten in 60 v.C., en dat van Antonius, Lepidus en Octavianus, die officieel als tresviri rei publicae constituendae op 27.11.43 v.C. onbeperkte macht ontvingen.