m. (-s),
1. deel of laag, houten, stenen of metalen verhoging waarop een deur aan de onderzijde sluit; horizontale balk (m.n. de onderste van een kozijn of van het ringhout van een raam of deur; laag waarop een sluisdeur sluit; iemands drempel betreden, platlopen, de persoon (vaak) bezoeken; hij komt niet over mijn -, komt niet in mijn huis; tussen deur en drempel zitten, in de benauwdheid, in de klem zitten; (fig.) op de van een nieuwe tijd, aan het begin, de ingang;
2. ondiepte voor of in de mond van een rivier, een zeegat enz.; de drempel van een ondiepte, het hoogste deel ervan ;
3. minimale intensiteit die | een prikkel nodig heeft om bij toediening aan prikkelbaar weefsel (zintuigen, spieren, e.d.) een waarneembare reactie op te wekken .
OCEANOGRAFIE
De drempel van zand of modder voor een riviermond in zee ontstaat door geringe stroomsnelheid ter plaatse. De drempels aan de monding van een fjord zijn van glaciale oorsprong.
WAARNEMINGSPSYCHOLOGIE
De zintuigen zijn slechts in staat een zeer klein deel van de energie die hen bereikt, te verwerken. Zo reageert het netvlies alleen op een golflengtegebied dat een fractie van het totale elektromagnetische spectrum omvat. Wat de sterkte van de prikkels betreft, zijn er nog twee andere beperkingen: zeer zwakke prikkels worden niet (bewust) waargenomen en zeer sterke evenmin (afwenden, oren dichtstoppen, e.d.). De absolute drempel van een zintuig is die hoeveelheid energie die in 50 % van de gevallen nog juist wordt waargenomen. Men zou verwachten dat zeer zwakke prikkels nooit worden waargenomen en dat de waarneming vanaf een zekere sterkte altijd plaatsvindt. Wat men echter bij experimenten vindt, is een gesloten vloeiende lijn.
De mens blijkt in dit grensgebied dus inconsequent: soms worden zeer zwakke stimuli wèl waargenomen en sterke niét. Deze kromme, die bij alle zintuigen gevonden wordt, is de integraalkromme van een normale verdeling. Dit doet vermoeden dat toevalsprocessen een rol spelen bij het waarnemen op drempelniveau. Gevoeligheid voor licht is bij maximale adaptatie zeer groot; ook de tastzin is bijzonder goed ontwikkeld; reuk en smaak daarentegen zijn zeer slecht in vergelijking met verschillende dieren (de hond b.v.).
Naast de absolute drempel kent men ook het begrip drempelverschil. Volgens de wet van Weber (ca. 1830) geldt, dat men pas een verschil tussen twee prikkels waarneemt, als dat verschil een bepaald percentage omvat. Ook de grootte van de verschildrempel wisselt sterk over de zintuigen. Ons gehoor is wat dit betreft het gevoeligst: verschillen in toonhoogte worden al gehoord als zij 0,3 % omvatten (muziek); bij de reuk is echter vaak 10 % verschil nodig, en bij de smaak zelfs 20 %. Een mogelijkheid om de verschildrempel te verbeteren, bestaat hierin, dat men verschillende namen leert geven aan prikkels die men op zichzelf niet van elkaar kan onderscheiden (noodzaak voor smaakmakers, parfumeurs, wijnproevers). Op den duur wordt het waarnemingsapparaat wat verscherpt door deze woordcode. De absolute drempel daarentegen is vrijwel volledig genetisch bepaald.