In de oudheid een groep Griekse volksstammen, kenbaar aan eigen dialect, die aanvankelijk het Pindosgebied, ten noorden van Griekenland, bewoonden. Ze werden vandaar verdreven door de opdringende zgn.
Illyriërs en werden zodoende de laatste indringers in Griekenland (ca. 1150 v.C., zie Dorische volksverhuizing.) Na de migraties die het gevolg waren van hun binnenvallen kwamen de Doriërs terecht in Doris, op een groot deel van de Peloponnesos (de landengte van Korinthe, Argolis, Lakonië, Sparta, Messenië), op Kreta, op de zuidelijke Cycladen en Rhodos, en aan de zuidwestkust van Klein-Azië. De Doriërs waren, hoewel zij in Griekenland de ijzertijd inluidden, in cultureel opzicht minder ontwikkeld dan de stammen die eerder naar Griekenland gekomen waren. Op Kreta en in Sparta versmolten zij niet met de oudere bevolking, maar onderwierpen deze aan zich.