(zakte door, is doorgezakt),
1. een doorbuiging krijgen (door te zware last), in het midden verzakken: de zoldering, de muur is doorgezakt;
2. verder zakken: laat het blok nog wat doorzakken;
3. hoogte verliezen door een tekort aan hefvermogen, waarbij het vliegtuig echter wel nagenoeg horizontaal blijft;
4. (fig.) tot (na) de kleine uurtjes boemelen.