o. (-en), gewaad waarin een dode gekleed wordt.
Tot de 20e eeuw behoorde het doodshemd tot het normale bezit zowel op het platteland als in stedelijke kring. Het diende eerst als bruidshemd en werd dan opgeborgen. Het was wat mooier bewerkt dan de gewone boerenhemden. Het moest de voeten vrijlaten, anders zou de dode er over struikelen op de dag der opstanding. Niemand werd zonder doodshemd begraven; gebeurde dit wel, dan was dat een oorzaak tot spokerij. Het doodshemd wordt nog wel, zij het steeds minder gebruikt. Er bestaan tal van dialectische namen voor.
LITT. H.L. Kok, De gesch. van de laatste eer in Ned. (1970).