Ned. rechtsgeleerde, *3.2.1891 Assen; vader van Andreas M. Donner en van Jan H.
Donner. Donner promoveerde te Utrecht in de rechtsgeleerdheid (1912) en te Leiden in de staatswetenschappen (1919). In 1922 werd hij raadsadviseur op het Ministerie van Justitie. Van 1926-33 was hij minister van Justitie, van 1933-46 lid en van 1946-51 voorzitter van de Hoge Raad. Tevens was hij van 1944-66 president-curator van de Vrije Universiteit. Werken: Het nieuwe wetboek van strafvordering (1925), Het wetboek van strafrecht (1928), Plaats en taak van de Hoge Raad der Nederlanden (1962, samen met J.V. van Dijk).