(Bulgaars: Dunav, Hongaars: Duna, Roemeens: Dunaria, Tsjechisch: Dunaj), rivier in Midden-Europa, 2860 km lang, met een stroomgebied van ca. 817000 km2. De Donau ontstaat bij Donaueschingen.
In het kalkgebied tussen Immendingen en Tuttlingen verliest de Donau zoveel water, dat zij ca. 77 dagen per jaar droogvalt. Van Sigmaringen af is zij in het oude morenelandschap ingesneden. De Donau doorstroomt de Beierse laagvlakte, bereikt daar haar noordelijkste punt, buigt dan vanaf Regensburg langs het Beierse Woud zuidwaarts. In Beneden-Oostenrijk zijn vernauwingen bij Grein, Wachau en Klosterneuburg. Daarna vormt de Donau van Bratislava tot Esztergom de Hongaars-Tsjechoslowaakse grens. Verderop loopt de Donau vrijwel pal oostelijk tot Vác.
Na de doorbraak tussen Leithagebergte en Kleine Karpaten bij Bratislava betreedt de Donau de Kleine Hongaarse laagvlakte. Tussen Esztergom en Vác breekt de Donau door in een engte tussen Bakonywoud en het Nogradergebergte en stroomt dan vanaf Vac in een scherpe bocht zuidwaarts door de Grote Hongaarse Laagvlakte. In Joegoslavië neemt zij vervolgens een oostelijke koers. Van Bazias tot voorbij Negotin vormt de Donau de Roemeens-Joegoslavische grens en tot Silistria de Roemeens-Bulgaarse grens. De IJzeren Poort vormt de laatste van vier vernauwingen. Daar begint de benedenloop die de Walachijse laagvlakte doorstroomt.
De Donau is zeer visrijk (karpers, zalmen, steuren). De Donau is een belangrijke verkeersader in Midden-Europa en verbinding met de Zwarte Zee. Voor de scheepvaart (vanaf Passau passagiersdiensten) zijn verschillende beddingverbeteringen nodig geweest. De waterscheiding met de Rijn verloopt zeer grillig, hetgeen voor een belangrijk deel samenhangt met de ontwikkelingsgeschiedenis van beide rivieren. De stroomgebieden van beide rivieren in Zuid-Duitsland grijpen op verschillende plaatsen in elkaar.
VOLKENRECHT
Reeds in de 18e-eeuwse vredesverdragen van Oostenrijk en Rusland met Turkije kwamen bepalingen over de Donauscheepvaart voor. Op het Congres van Wenen (1814-15) werd wel over de Donau gesproken, maar anders dan inzake de Rijn kwam geen internationale regeling tot stand.
De eerste multilaterale afspraak aangaande de Donau dateert van het Verdrag van Parijs (1856, zie Krimoorlog), dat de beginselen der Weense congresakte aangaande de vrijheid van scheepvaart op internationale rivieren ook op de Donau toepasbaar verklaarde en voorzag in de stichting van de Europese Donaucommissie. Deze uit de staten-leden Oostenrijk, Frankrijk, Engeland, Rusland, Pruisen, Sardinië en Turkije bestaande commissie was ingesteld voor het bevaarbaar maken der Donaumondingen. Een in 1865 gesloten scheepvaartakte verklaarde personeel en inrichtingen der Europese commissie neutraal. In 1878 breidde de Berlijnse congresakte de bevoegdheden der commissie uit tot Galaji, het Verdrag van Londen tot Braila. Het Congres van Berlijn bepaalde tevens dat de Donau tussen Galaji en de IJzeren Poort geneutraliseerd zou worden. Oostenrijk-Hongarije werd toen gemachtigd de IJzeren Poort te verbeteren.Na de Eerste Wereldoorlog werd bij de Vrede van Saint-Germain de Donau van Ulm af internationaal verklaard.
Voor het gebied tot Braila kwam nu de zgn. Internationale Donaucommissie der oeverstaten. De Europese commissie voor het mondingsgebied werd beperkt tot Frankrijk, Engeland, Italië en Roemenië. In 1927 werd de Kilia aan deze commissie onttrokken en onder Russisch-Roemeens beheer gesteld. In sept. 1940 riep Duitsland te Wenen een conferentie van oeverstaten bijeen om de internationale commissie te vervangen; later kwam daar de USSR bij.
Duitsland, Italië en Rusland kwamen in principe overeen dat de Europese commissie zou worden afgeschaft en Frankrijk zowel als Engeland van het beheer der Donaumondingen zouden worden uitgesloten, maar verder kwam men niet. Op de Donauconferentie van 1948 te Belgrado dreef de USSR door dat de Donau uitsluitend onder beheer der oeverstaten zou komen. De westelijke geallieerden verzetten zich tegen die regeling. In art. 1 van de Donauconventie van 18.8.1948 wordt het beginsel van vrije scheepvaart voor alle vlaggen gegarandeerd, behalve voor het verkeer tussen twee havens binnen dezelfde oeverstaat (zie cabotage). In de praktijk werd in de eerste jaren na 1948 het transport op de Donau vrijwel alleen uitgeoefend door communistische staten. Na 1953 is m.n. de scheepvaart door Joegoslavische, Oostenrijkse en Duitse schepen toegenomen.
LITT. H. Hajnal, Le droit du Danube intern. (1929); W. Wegener, Die intern. Donau (1951); S. Gorove, Law and politics of the Danube (1963); G. Conetti, II regime intern, della navigazione danubiana (1970).