Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dominicaanse republiek

betekenis & definitie

(República Dominicana), republiek op het oostelijk deel van het eiland Hispaniola, met de eilanden Saona, Beata en Catalina, in de Caribische Zee, 48500 km2, 4,7 mln. inw. Hoofdstad: Santo Domingo.

De Dominicaanse Republiek grenst aan Haiti.

FYSISCHE GESTELDHEID

Reliëf, afwatering, klimaat, flora en fauna: zie Hispaniola.

DEMOGRAFIE

Algemeen. De bevolkingsdichtheid is 97 inw./km2; de jaarlijkse bevolkingstoename is 3%. Ca. 57% van de Dominicanen is jonger dan 20 jaar. De bevolking bestaat uit 75% mulatten, 15% blanken en 10% negers. De bevolking is in de valleien geconcentreerd, m.n. in de Cibao Vallei, waar ca. 50% van de bevolking woont met o.a. Santiago en La Vega.

In de zuidelijke kustvlakte (met o.a. Santo Domingo) woont ca. 33% van de bevolking.Taal. Spaans is de officiële taal en handelstaal (98% van de bevolking); op het land wordt ‘patois’ (een soort dialect) gesproken.

Godsdienst. Van de bevolking is 98% rooms-katholiek (met trekken van het protestantisme en voodooïsme).

ECONOMIE

De economie is m.n. agrarisch georiënteerd.

Landbouw. De landbouw levert de grootste bijdrage tot het bruto nationaal produkt. De belangrijkste landbouwgebieden zijn: de Cibao Vallei, de zuidelijke kustvlakte, de Valle de San Juan en de Enriquillovlakte (deels met irrigatie). Op de hellingen van de bergketenen wordt eveneens wat landbouw uitgeoefend. Van de beroepsbevolking is 54% werkzaam in de landbouw, terwijl 35% van de agrarische gronden staatseigendom is.

Suiker is de belangrijkste cultuur en levert ca. 50% van de totale exportopbrengst. Koffie wordt m.n. verbouwd op kleine percelen langs de Cibao Vallei en in de omgeving van Barahona. Cacao en tabak worden in de Cibao Vallei verbouwd, m.n. in de Vega Real en in het gebied rond Montecristi; voedingsgewassen (voor eigen gebruik) m.n. in de Cibao Vallei. Andere belangrijke gewassen zijn: aardnoten, maïs, bonen, groenten, wortelgewassen en tropische vruchten (o.a. bananen).

Veeteelt. De veeteelt wordt uitgeoefend in de savannen, m.n. in de zuidelijke kustvlakte en langs de noordkust.

Energie. De elektriciteitsvoorziening is in handen van de Corporación Dominicana de Electricidad, een staatsinstelling. Omdat het waterkrachtpotentieel beperkt is, is de republiek afhankelijk van thermische centrales, die met ingevoerde brandstoffen worden gestookt.

Mijnbouw. Voor de mijnbouw is de Cordillera Central het belangrijkste gebied. De belangrijkste mineralen die worden gewonnen, zijn ferro-nikkel, bauxiet, goud en zilver. Voorts worden zout en gips gewonnen. Voor de exploratie van zink, mangaan, koper, ijzererts, kwik en porseleinaarde zijn concessies verleend, terwijl buitenlandse belangstelling wordt getoond voor olie-exploratie. De ferro-nikkel reserves liggen in de omgeving van Bonao. De export neemt na de suikeruitvoer de tweede plaats in.

Bauxiet wordt gewonnen in de Sierra de Bahoruco. Er is nog geen lokale verwerking; het erts wordt geëxporteerd vanuit Cabo Rojo. Goud en zilver worden gevonden in Pueblo Viejo. Verder komt er voor: steenkool, marmer, travertijn, glaszanden, kobalt, chroom, grafiet en halfedelstenen.

Industrie. Voor het beheer van industriële ondernemingen is de Corporación Dominicana de Empresas Estatal (CORDE) opgericht, een staatsonderneming die meerderheidsbelangen heeft in mijnbouw, handel en vele industriële en agrarische ondernemingen. De verwerkende industrie is m.n. agrarisch gebonden (suikerfabrieken). De Dominicaanse Republiek heeft een olieraffinaderij en een smelter voor ferro-nikkelerts.

Santo Domingo is de belangrijkste industriestad en is handelscentrum en haven.

Handel. In 1975 werd de handelsbalans, die enkele jaren negatief is geweest, positief. Invoer: graanen zuivelprodukten, oliederivaten, motorvoertuigen, bouwmaterialen, produkten van ijzer en staal, elektrische uitrustingen, chemische en farmaceutische produkten; de voornaamste leveranciers zijn de VS en Japan. Uitvoer: suiker, cacao, koffie, tabak, bananen, bauxiet, goud en zilver. De belangrijkste handelspartner zijn de VS.

Verkeer. De totale lengte van het wegennet was in 1971 5000 km. De spoorwegen worden m.n. voor suikervervoer gebruikt. Naast Santo Domingo zijn Haina, Barahona, La Romana, San Pedro de Macoris en Puerto Plata belangrijke havens.

De nationale luchtvaartmaatschappij, de Corporación Dominicana de Aviación, heeft internationale verbindingen vanaf Punta Caucedo, de internationale luchthaven. Verder zijn er diverse lokale luchthavens.

Toerisme. De temperatuur (gemiddeld 25 °C), witte stranden met palmen, natuurschoon en de goed geconserveerde Spaans koloniale steden zijn aantrekkelijk voor het toerisme, dat gestimuleerd wordt door groot opgezette projecten.

STAATSINRICHTING

Bestuur. De president heeft de uitvoerende macht, benoemt en ontslaat de ministers. De wetgevende macht berust bij het Congres (118 leden) bestaande uit de Senaat (27 leden) en het Huis van Afgevaardigden (91 leden). Zittingsperiode vier jaren. Er is stemplicht voor alle burgers ouder dan 18 jaar of gehuwd. Administratief is het land verdeeld in 26 provincies en één district (Santo Domingo de Guzman met omgeving).

Rechtspraak. De Corte Suprema de Justicia is het hoogste rechtslichaam.

Munt. De Dominicaanse peso (RD $) is verdeeld in 100 centimos = ƒ 2,45 = BF 37.

Onderwijs. Het lager onderwijs is gratis en verplicht voor kinderen van 7-14 jaar; het analfabetisme is groot. Er wordt een televisiekanaal speciaal gebruikt voor het onderwijs. Van de drie universiteiten is de universiteit van Santo Domingo (1538) een van de oudste van Amerika. Er is een conservatorium en een kunstacademie.

Defensie. De landmacht beschikt over 9000 man, die zijn ondergebracht in drie infanteriebrigades, één artillerieregiment en één luchtdoelregiment. Bij de marine zijn 3800 man ingedeeld, die drie fregatten, twee corvetten, twee mijnenvegers, tien patrouillevaartuigen en drie landingsvaartuigen bemannen. De luchtmacht beschikt over 3000 man, die zijn ondergebracht in twee squadrons met een totaal van 100 vliegtuigen, waarvan 35 gevechtsvliegtuigen. De paramilitaire strijdkrachten beschikken over 10000 man gendarmerie. Er bestaat geen dienstplicht.

LITT. R.W. Logan, Haiti and the Dominican Republic (1968); H.J. Wiarda, The Dominican Republic, nation in transition (1969); P.E. James, Latin America (1969); Area Handbook for the Dominican Republic (1973).

CULTUUR

Litteratuur: zie Caribisch Gebied, LETTERKUNDE.

GESCHIEDENIS

Columbus ontdekte het eiland in 1492 en noemde het Hispaniola. Hij stichtte in 1493 Santo Domingo, de eerste Spaanse kolonie op het westelijk halfrond, en bestuurde het eiland tot 1499. De Arowakse Indianen, die gedwongen werden in de mijnen te werken, waren binnen 50 jaar bijna uitgestorven; vanaf 1505 werden daarom negerslaven ingevoerd. De belangrijkste landbouwprodukten waren suiker, tabak en cacao. Na een korte bloeiperiode, waarin Santo Domingo de administratieve zetel was voor alle Spaanse kolonies, trad een blijvend verval in door de verovering van Mexico en Peru.

Hoewel Spanje het hele eiland opeiste, kon het de vestiging (vanaf het begin van de 17e eeuw) van Franse kolonisten in het westelijk deel niet tegengaan en moest het bij de Vrede van Rijswijk (1697) een derde deel van het eiland afstaan aan Frankrijk. (zie Haiti, GESCHIEDENIS). Bij het Verdrag van Bazel (1795) kwam het hele eiland aan Frankrijk, waarna ca. 40000 Spaanse kolonisten vertrokken. Een opstand in 1801 onder leiding van Toussaint-Louverture werd onderdrukt. Van 1809-21 was het eiland weer Spaans. In 1821 riep José Núñez de Cáceres de Dominicaanse Republiek uit, die echter direct daarop door Haiti bezet werd (tot 1844).

De periode na 1844 werd gekenmerkt door chaos (in 50 jaar 26 revoluties en 35 regeringen) en corrupte dictators. In 1869 weigerden de VS een verzoek tot aansluiting. Vanaf 1865 was er enige opbloei van de economie, vooral dank zij de vestiging van kolonisten uit het zuiden van de VS. De VS namen in 1905 het innen van de belastingen over en bezetten in 1916 de Dominicaanse Republiek (in 1915 Haiti) om de toegang tot het Panamakanaal te beheersen. Door oppositie in de VS en op het eiland trokken zij zich in 1924 terug.

President Horacio Vásquez (1924-30) slaagde er niet in een effectief regeringsapparaat op te bouwen, waarop generaal R. Trujillo in 1930 de macht overnam. Zijn terroristisch-dictatoriale bewind eiste zeer veel slachtoffers. Trujillo bevorderde het herstel van de economie en wist o.a. door sterke verhoging van de indirecte belastingen de hele buitenlandse schuld af te betalen (1947). Ook tijdens de regeringen van zijn broer H. Trujillo (1952-60) en van J.

Balaguer bleef hij de machtigste man in het land. Op 30.5.1961 werd R. Trujillo vermoord. Ook na zijn dood behielden de Trujillo-familie (over de 1000 leden) en de militairen de macht. Aan het eind van 1961 werden alle Trujillo’s gedwongen het land te verlaten en werden hun enorme bezittingen geconfisqueerd; in jan. 1962 werd Balaguer afgezet door militairen.

Bij de eerste vrije verkiezingen sinds 38 jaar won de democratische, gematigd socialistische J. Bosch Gavino. Zijn hervormingsmaatregelen brachten zowel rechtse als uiterst linkse groeperingen in verzet; hij werd op 25.9.1963 via een militaire putsch afgezet. Een militaire junta oefende de macht uit achter president D.R. Cabral tot april 1965, toen een burgeroorlog uitbrak doordat de zgn. Constitutionalisten de terugkeer van Bosch en het herstel van het grondwettig gezag eisten.

Troepen uit de VS steunden de militairen in hun strijd tegen de Constitutionalisten. Een overgangsregering onder H.C. Godoy trachtte de rust te doen terugkeren. Bij de verkiezingen op 1.6.1966 verloor Bosch, aan wie huisarrest opgelegd was door de machthebbers.

Balaguer regeert sindsdien met steun van kerk, leger en grootgrondbezitters. De economie vertoont een langzame achteruitgang en er heerst massale werkloosheid, o.a. door een bevolkingstoename die tot de hoogste van Latijns-Amerika behoort. Bij de verkiezingen van 1970 en 1974 werd Balaguer herkozen. Door de terreurcampagne in 1970 trokken zich vijf partijen terug (o.a. de partij van Bosch), terwijl er vier verboden werden. Sindsdien vindt politieke terreur op steeds grotere schaal plaats, zie Caribisch Gebied.

LITT. J. Bosch, The unfinished experiment, democracy in the Dominican Republic (1966); J.B. Martin, Overtaken by events, the Dominican crisis from the fall of Trujillo to the civil war (1966); R.W. Logan, Haiti and the Dominican Republic (1966).

< >